Geachte aanwezigen

Als voorzitter van HONI 42-49 heet ik u van harte welkom op deze Herdenking. Dit jaar een herdenking zonder coronabeperkingen dus weer toegangkelijk voor allen die ”iets” met Indië hebben. Een speciaal welkom voor onze burgemeester Jack Mikkers en aan de jeugdburgemeester Noah Verwael. De kolonel Lensen en Adjudant Rigsma.Onze sprekers van vandaag de heer Ralph Boekholt en namens de 4e generatie Philip Schröder, kleinzoon van een van onze trouwe leden en lid van ons HONIkoor. Wij hopen dat hij als toekomstig geschiedenisleraar wil bijdragen aan het in stand houden van onze historie.
Een extra welkom voor de heer Eelco Wichers en de heer Eugene van Abcoude beide ereleden , die samen met Tony Ernst en Frans Mol grondleggers zijn van dit Monument.
…………………………..
Het thema van dit jaar is Indië in mijn Ziel
Om hier iets over te kunnen zeggen ben ik eerst gaan nadenken over : Wat is dat eigenlijk “ Mijn ziel” Voor iedereen een moeilijk te omschrijven begrip. Toch voelt iedereen iets bij dit woord.
Het innerlijk, de onzichtbare geest in het menselijk lichaam . Het onsterfelijk deel in de mens .De ziel maakt een persoon tot wat hij is
Als iemand gestorven is wordt vaak gezegd en ook gevoeld “Zijn ziel waart hier nog rond. Zijn ziel is nog bij ons . Vooral In de Oosterse cultuur leeft sterk het gevoel dat de ziel van de overleden blijft voortleven. De emotionele band de zielsverwantheid blijft altijd bestaan, soms in een voorwerp.
Op Celebes vindt men de Toradjas met hun poppen in grotten die hun overledenen uitbeelden.
Ikzelf was eens op Sumatra bij de Batakkers waar ik in een klein antiekwinkeltje deze pop kocht. Toen ik in het hotel terugkwam en de pop liet zien, deinsde het personeel afwijzend achteruit. In het houten beeld kon een ziel zitten van een kwade geest en die zou mij ongeluk kunnen brengen. Het beeld staat nog steeds in mijn huis en het heeft waarschijnlijk een ziel van een goede overledene gehad.
Voor mijzelf liggen Indië in mijn Ziel en Indie in mijn hart dicht bij elkaar.
Veel mensen hebben iets met Indie, zij hebben Indie in hun hart gesloten. Maar als je zegt dat je tot in je ziel geraakt bent geef je aan dat al je emoties daarin verwerkt zijn.
Onder het regiem van de Japanners werden wij tot in het diepst van onze ziel vernederd,
Toen wij als misdadigers na 1949 ons geliefde land moesten verlaten en alles achter laten liepen wij met onze ziel onder de arm. Waar hoorden wij bij, waar moesten wij heen.
Wij werden tot in het diepst van onze ziel geraakt toen wij daarna kil en koud werden ontvangen in ons “vaderland” Wij leerden om te zwijgen en onze emoties weg te drukken. Wij sloten het op in onze ziel
Maar wat was ik ook zielsgelukkig toen ik voor het eerst na een lange tijd terugkeerde naar mijn roots.
Herkenning van fruit: de ramboetan, de mangistan, de mango, de zuurzak.
Herkenning van geuren, bloemen en planten, omgeving.
En vooral ook door de klanken en de muziek werd ik ook toen weer in mijn ziel geraakt.
Na de oorlog hebben onze ouders zich met hart en ziel ingezet om hier weer een nieuw bestaan op te bouwen. Ze hebben ons kinderen weer laten geloven in een toekomst.
“Mensen zeggen dat je in het nu moet leven, dat is ook wel zo, maar het verleden bepaalt hoe het er nu uitziet, en het nu bepaalt hoe het er morgen uitziet.(citaat Tamara vd Elst) Het staat allemaal in relatie met elkaar, dus een moment nemen om terug te kijken , al is het maar kort is heel betekenisvol.
Dat doen wij hier vanmiddag met zijn allen en zo leeft Indië voort in onze ziel!
Annke Schults voorzitter

Tekst van de toespraak van burgemeester Jack Mikkers

Dames en heren,
Wat fijn om hier weer bij elkaar te zijn. Goed om met elkaar te herdenken, maar ook
om met elkaar te vieren. 77 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog in
Zuidoost Azië, maar ook het begin van de langdurige onafhankelijkheidsstrijd.
Op veel plaatsen staan we vandaag stil bij de slachtoffers. Maar we willen ook
stilstaan bij velen van u: Bosschenaren met een Indische achtergrond, met heel
persoonlijke ervaringen aan die tijd, maar ook generaties die door de ervaringen van
ouders, grootouders of familie die periode op het netvlies hebben gebrand. Met
welke achtergrond u hier ook bent, het is goed dat we gezamenlijk herdenken. En
dat we dat blijven doen.
Graag dank ik het bestuur van HONI ’42-’49 dat zij opnieuw tot een bijzondere en
altijd zo persoonlijke invulling zijn gekomen. Ik werd al meteen bij binnenkomst
getroffen door dat persoonlijke. Bij een klein moment vooraf, mocht ik – samen met
kinderburgemeester Noah – aanwezig zijn bij het eerbetoon dat kolonel Lensen
namens de Commandant der Zeestrijdkrachten gaf aan machinist Claes Pootjes. Hij
diende op de kruiser Java en mocht slechts 25 jaar oud worden. In februari 1942
sneuvelde Claes, toen zijn schip werd getorpedeerd.
Claes Pootjes ontving zojuist – postuum – het Mobilisatie oorlogskruis, en dat gaf de
familie – Ruud, beste familie – zichtbaar voldoening. Het is goed dat namen
genoemd blijven worden en het is goed dat Defensie in het algemeen – en vandaag
de Koninklijke Marine in het bijzonder – oog blijft houden voor gerechtigd en
passend eerbetoon.
Ik zeg u eerlijk; mijn gedachten zojuist bleven steken bij twee letters en twee
woorden: ‘25 jaar’ en ‘zeemansgraf’. Soms heb je niet veel nodig om heel dicht bij je
gevoel te komen. Dat gevoel zegt eveneens – ook zojuist weer – dat we betekenis
moeten blijven geven aan al die miljoenen levens die nauwelijks kans kregen om
überhaupt geleefd te worden. Levens die – in andere omstandigheden – identiek
geleefd zouden worden als het leven van u en mij. Maar die door wereldse
omstandigheden – door lot of door toeval – op afschuwelijke wijze veranderden, of
zelfs ten einde kwamen. En helaas nog altijd kómen. Destijds in Zuidoost Azië,
destijds in ons land, destijds in Europa, maar vandaag en op dit moment in
Oekraïne, Nigeria, Jemen, Syrië, Israël, en – ik zal u de lijst besparen – nog 40
andere conflictgebieden op onze zo kleine wereld.
En daarom zijn we vandaag hier. Weliswaar rond het thema ‘Indië in mijn ziel’. Een
warm thema. De pakkende gelijknamige documentaire van Omroep Max – met uw
voorzitter en de heer Loek Middel als middelpunten – maakte voor mij goed
zichtbaar en voelbaar hoe ervaringen doorwerken en afdalen tot diep in de ziel. Diep
en ontastbaar. Of dat uiteindelijk ook onsterfelijk is, daar waag ik mij liever niet aan.
Maar door het blijven benoemen van onze dierbaren, van de mooie kanten van hun
levens én onlosmakelijk ook het leed dat hun levens meedroegen, raak je tot de dag
van vandaag ieders ziel. Daarmee geven we betekenis aan wat waardevol was en
dus ook waardevol blijft. Of dat nu de ziel van Claes Pootjes is die vandaag deel
uitmaakt van deze herdenking, de ziel van uw dierbare – in herinnering beslist ook
hier aanwezig – of uw eigen ziel; niets is zo persoonlijk als die ziel, maar juist dat
kan ons ook zo stevig verbinden. Zielsverbondenheid dus. Om vandaaruit met ziel
en zaligheid onze worstelende wereld heel klein stapjes vooruit te helpen.
We herdenken, maar we moeten ook vieren. In heel Nederland, in Brabant en ook in
de toren van onze Sint-Janskathedraal en op ons Stadhuis wapperen de vlaggen.
We vieren vrijheid en – ik hoop het van harte – ook onze verbondenheid. In een tijd
die de verschillen nogal accentueert, wil ik onze verbondenheid juist benoemen.
Verbondenheid die tot alles kan leiden, bijvoorbeeld tot een herinneringsvol
monument hier, dat staat voor aangrijpende verhalen van kinderen, vrouwen,
mannen en militairen. Verhalen van kracht, hoop en vertrouwen.
Persoonlijke verhalen, allemaal met een onsterfelijke ziel…….
Dank u wel
(c) burgemeester Jack Mikkers

Tekst van de toespraak door Philip Schröder

Mijn oma is opgegroeid in een plek die niet meer bestaat. Een land van bijna
mythische proporties. Een land van dualiteit: van immense schoonheid, maar ook
sommige van de zwartste bladzijden in de geschiedenis van de mensheid. Een land
dat thuis was voor zoveel mensen, maar ook een land van onderdrukking voor zoveel
anderen. Een land dat alleen nog maar bestaat in een collectief geheugen.
Mijn oma heeft het er mooi gehad, maar heeft, net als zovelen hier ook
verschrikkelijke dingen meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog. Ze vertrok
vervolgens uit dat land en, ‘’keerde terug’’, naar Nederland. Een land dat vreemd maar
toch vertrouwd overkwam, als een vervormd spiegelbeeld van haar thuisland. Het
moederland was echter niet verwelkomend en had nauwelijks begrip of aandacht
voor wat Indische Nederlanders hadden meegemaakt. Dat heeft mijn oma veel pijn
gedaan, en ik merk nog steeds dat ze het moeilijk heeft met andere immigranten die
in haar ogen wel veel aandacht en hulp van Nederland krijgen. Ik denk dat veel eerste
generatie Indische Nederlanders zich herkennen in dit gevoel van miskenning. Naast
het collectieve trauma van wat Indische mensen hebben meegemaakt in de Tweede
Wereldoorlog, heeft dat een groot litteken achtergelaten in de Indische
gemeenschap.
De tragiek van het hebben van een thuis dat niet meer bestaat en de littekens van de
Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende onverschilligheid van Nederland zit in
de ziel van veel eerste generatie Indische Nederlanders.
Maar wat hebben ze er veel van gemaakt in dat onverschillige land. Zonder klagen,
strijdbaar, hebben ze iets opgebouwd hier. Een cultuur waarin eten van absoluut
levensbelang is, in een land waar dat toch… Wat minder belangrijk is. Een cultuur van
warmte, niet alleen gezelligheid. Een cultuur van in stilte hard werken. Een cultuur
van pasar malams, toko’s en kumpulans. Pisang goreng, wingko en cendol. Een
cultuur die zóveel heeft toegevoegd aan dat koude kikkerlandje.
Maar mijn oma is de laatste van haar generatie in mijn familie, en een van de
laatsten van haar generatie überhaupt. Haar thuisland, dat alleen nog maar in zijn
volledigheid bestaat in het collectieve geheugen van haar generatie, zal verloren
gaan. Enkele jaren geleden bezocht ze haar ouderlijk huis in Indonesië. Maar dat huis
is enkel nog een tijdcapsule in een land dat niet meer haar thuis is. Net zoals mijn
oma een tijdcapsule is van een tijd die Nederland graag vergeet. Dat is de tragiek van
de eerste generatie Indische Nederlanders. Hun specifieke cultuur en hun
herinneringen aan een vervlogen land gaan verloren. Hun kinderen praten niet meer
op de statige, uiterst correcte manier Nederlands met een indisch accent. Hun
kleinkinderen groeiden op in een tijd en een wereld die immens anders is dan de
hunne, waardoor ze hun geschiedenis en hun cultuur lastig kunnen bevatten. Tijd is
harteloos.
Ook mijn generatie heeft het er moeilijk mee. Zelf zie ik er niet uit als een Indo, en ik
vind het ook lastig toe te geven dat, hoewel ik ermee bezig ben, het veel minder leeft
dan bij de generaties voor mij. Indië zit in ons ziel, maar wat dat betekent is lastig
onder woorden te brengen. Zelf ben ik twee keer naar Indonesië geweest, wat me
voor mijn gevoel dichter bij een antwoord bracht. Maar Indonesië is niet Indië. Het
enige wat mijn generatie kan doen is praten met hun opa’s en oma’s, stilstaan bij de
geschiedenis die ook de onze is met dit soort herdenkingen, en doorgaan met het
houden van kumpulans en vooral ook het eten van pandan cake. Alleen dan houden
we een Indische cultuur in stand.
Philip Schröder

Sneeuw

Tien jaar was ik, klaar om het deurtje in de horizon te openen en de wereld in te gaan – oostwaarts. In m’n reiskoffertje zaten korte broeken en blouses met korte mouwen. Ik ging naar Hengelo waar de zon elke zomervakantie onbarmhartig brandde. Logeren bij m’n Twentse familie, ook al zag ik er tegenop.De verdere inhoud van het koffertje: sokken ondergoed, een tandenborstel, een leesboek – vermoedelijk uit de serie van Arendsoog of Pim Pandoer – en een klein schuddebolletje dat ik van m’n moeder had gekregen. Als je het glazen bolletje schudde, dwarrelde er sneeuw over een piepkleine Sint-Jan in een zee van paraffine. Het zou me helpen in uren van oprispende heimwee, voorzag m’n moeder. Die zomer van 1968 heb ik veel sneeuw zien vallen, al is er in de later geraadpleegde archieven van het KNMI geen vlok van terug te vinden.De eenentwintigste eeuw was de eeuw van de koffer. Miljoenen mensen pakten – vrijwillig of onvrijwillig – hun kostbaarste bezittingen, op weg naar een deurtje in de horizon. Velen stapten erdoorheen, maar zouden niet meer terugkomen. Ook in Nederlands-Indië klonken kliksloten van koffers en ritsen van reisvaliezen. Na de capitulatie van de Japanse bezetter op 15 augustus 1945 en de schermutselingen van de bersiap gingen tienduizenden op reis, naar een plek overzee waar de ontvangst doorgaans even koel was als het klimaat. “We gaan logeren”, hielden sommigen vol. Die veronderstelde tijdelijkheid in negeri Belanda gaf de kracht om het gemis van de oost te trotseren. Maar anderen wisten beter: selamat jalan, sulamanya. ‘Foto’s zijn de tentstokken van het geheugen’, schreef de Nederlandse dichter Gerrit Krol. Maar niet alleen zwart-wit-kiekjes met kartelrand helpen om de herinnering aan Nederlands-Indië te voor vervaging te behoeden. Ook andere tastbare zaken. Ik denk terug aan de huizen van mensen met Indische of Molukse wortels bij wie ik ooit over de vloer kwam: de familie Maandag, Lemasian, Anderson, Patty, Veltman, Kadmaerubun, Van der Plas, De Koster, Jonathans, De Nijs. Hun interieur was anders dan dat van mijn ouders. Ik doe mijn ogen dicht, zie sarongs over rotan meubels gedrapeerd en handpoppen voor wajang golek, die je – op straffe van ongeluk – nooit mag weggeven. Ik zie vliegers met vlijmscherp glastouw voor de adu layangan en spiegels waar je na zonsondergang een doek over moet hangen. Aan de muren hangen schilderijen van een dorpje op palen, waterbuffels in de dessa en uitzicht op de baai. De tafereeltjes zijn zo zoet dat de olieverf met mangosap lijkt aangelengd. Ook hangen er Balinese topeng dansa met een droefgeestige oogopslag: de dansmaskers weten dat zij het gezicht van Nederland nooit zullen kunnen verhullen. Dat gezicht is te wit, te groot, te hoekig. In dit land herinneren tienduizenden huiskamers aan Nederlands-Indië. Sommige hebben het karakter van een klein museum, met de bewoners als welwillende suppoost, zonder al te strikte openings- of sluitingstijden. Kijk hier, die zilveren kris, waarvan de scherpe punt verhalen in het geheugen heeft gekrast. Of op de piano: bladmuziek van De laatste groet, Van moederland naar vaderland en Sarina. Of daar op het tafeltje: een kleine verzameling maquettes van de Borobudur, de Lawang Sewu in Semarang en de Prambanan bij Yogyakarta. Nee, maquettes van Bunsho, Glodok of Tjideng ontbreken. Sommigen kampen al te lang met herinneringen die schaal 1:1 zijn.
Joy?
Of volgende generaties oog en oor hebben voor de betekenis van al dat erfgoed, is een lastige vraag. Zeker nu de wereld al enkele jaren in de ban is van een wonderlijke pandemie. Zij heet: opruimwoede. Aanstichter is Marie Kondo, een achtendertigjarige vrouw die honderden miljoenen volgelingen heeft. Haar filosofie in een notendop: neem alles van waarde in je handen, voorwerp na voorwerp. Kleding, brieven, souvenirs, alles. Sluit je ogen, sta stil bij de betekenis van het stoffelijke bezit. Does it spark joy? Word je er gelukkig van? Behoud het dan. Als vreugde uitblijft, doe het dan weg. Zo raakt je huis leger en leefbaarder, belooft de opruimgoeroe. Met een voetnoot, want Marie Kondo is een Japanse. Haar oproep om afstand te doen van alles wat geen geluksgevoel bezorgt, kan tegen het zere been zijn. Zeker bij mensen met wortels in Nederlands-Indië. Want wat een gemeenschap verenigt, is niet enkel datgene wat vrolijk maakt. Sterker nog: juist dat wat droevig stemt, weet mensen langdurig te verbinden. It doesn’t spark joy, but it unites us forever. Die vlieger gaat vooral op in de Indische gemeenschap, waar voorwerpen vaak een dubbele, haast tegenstrijdige betekenis hebben. Ze kunnen de ziel zacht laten schrijnen en bieden tegelijkertijd troost. Ik hoop dat volgende generaties dat beseffen als ze op zolder, in een vlaag van opruimwoede, oog in oog staan met het Indische verleden. De doos met de familiegeheimen. De doos met de nooit versuikerde tranen. De doos met de vraagtekens waar geen antwoorden op zullen komen. Maak ze met mededogen open, zelfs als hun inhoud geen vreugde bezorgt. Zeker op 15 augustus, de dag dat het altijd herinneringen sneeuwt.
Eric Alink, stadschroniqueur | 15 augustus 2022 | voordracht HONI-herdenking bij woonzorgcentrum De Grevelingen, Den Bosch ©
