Geachte aanwezigen
Als voorzitter van “ Herdenking Oorlogsslachtoffers Nederlands Indië heet ik u allen welkom op deze zonnige herdenking van HONI . Een bijzonder woord van welkom aan alle overlevenden , die de oorlog zelf meegemaakt hebben en hier aanwezig zijn en hun familie en nabestaanden, vooral hun kinderen en kleinkinderen. Een speciaal woord van welkom aan burgemeester Mikkers. Het
bestuur van HONI en onze gehele Indische gemeenschap stelt het bijzonder op prijs dat u hier aanwezig wilt zijn om samen met ons te gedenken en onze Indische gemeenschap zo in de gelegenheid stelt om met u kennis te maken. De heer Janssen namens de van Neynselstichting Dominee Ruud Stiemer .
Rob Haarbosch een lid van Honi die hier als spreker het verhaal van zijn vader wil vertellen en mevr. Haarbosch. Jennifer van Loon vierde generatie met haar oma. Frits Buijs en mevr.Buijs Het Honi-koor o.l.v. Hans vd Sterren met begeleiding van Willem van Weelden , het Blazersensemble o.l.v. Martijn van Duureen Gerard Smit.
Wij zijn hier bijeen rond dit monument om te herdenken. Voor een aantal zullen de herinneringen terug komen uit de tijd dat men in het voormalig Nederlands Indië gewoond ,gewerkt en tijdens de oorlog gestreden heeft voor de vrijheid. De vrijheid voor ons zo vanzelfsprekend …. het kunnen leven zonder angst , niet hoeven te vluchten , geen onderdrukking. Wat kunnen wij dankbaar zijn en wat een voorrecht is het om in een land te wonen waar deze vrijheid mogelijk is.
ALS TEKEN VAN SAAMHORIGHEID DRAGEN WIJ VANDAAG ONZE BAMBOE SPELD. Het bamboetakje symboliseert het leed, maar ook de kracht van alle slachtoffers en de vastberadenheid om te overleven.
Elk jaar kiezen wij rond deze herdenking een speciaal thema. Het thema van dit jaar is : Blik op de toekomst. In moeilijke tijden kun je overleven door kracht te putten uit de gedachte: “Hoe kan ik verder, hoe wil ik verder, wat heeft de toekomst mij nog te bieden. Maar in elke mens zit een natuurlijke kracht om te overleven en de draad weer op te pakken. In de periode van de Japanse bezetting was er de zorg en onzekerheid over de toekomst : Hoe zal het aflopen met ons, is er toekomst voor onze kinderen , zie ik ooit mijn man en familie nog
terug? Maar men hield elkaar op de been met over de toekomst te praten en te dromen . Spreken over later. Wat gaan we doen als de oorlog voorbij is, waar gaan wij wonen… wat gaan we koken. De toekomstwensen waren gebaseerd op het verleden. Zonder verleden bestaat er immers ook geen toekomst. In de tijd dat er bijna geen eten was in de kampen , en men altijd honger had, werd er door de vrouwen gesproken over de lekkerste gerechten die later klaar gemaakt zouden worden. Het overleven werd mede mogelijk door de hoop gericht op de toekomst. Als de oorlog voorbij is, dan…..
Op dit moment na 75 jaar wordt de vraag vaak gesteld: Hoelang moeten wij nog blijven herdenken? Het is al zo lang geleden en de generatie die het aan den lijve meegemaakt heeft sterft langzaam ui. Wat moeten wij herdenken, waar moet je bij stilstaan.? Wat heeft het voor zin? Moet het herdenken in de toekomst geen andere invulling krijgen? In het herdenken moeten wij niet alleen stilstaan bij de nare dingen die gebeurd zijn in het verleden, maar ons richten op de toekomst. Het verleden proberen achter je laten, zonder te vergeten maar met een positieve blik op de toekomst. We kunnen niet steeds terugvallen op het leed dat ons aangedaan is tijdens de Japanse onderdrukking en het daarbij blijven steken in haat tegen de Jappanners. Bovendien hebben onze kinderen deze ervaringen niet, maar kennen ze alleen de verhalen . Zonder te vergeten wat er in het verleden gebeurd is zullen wij ons in de toekomstige herdenkingen meer moeten richten op de vraag: “Hoe maak je de jeugd bewust wat hun bijdrage kan zijn om te voorkomen dat er in de toekomst weer een oorlog uitbreekt.” Wat betekent vrijheid eigenlijk , die zo vanzelfsprekend lijkt.? Ik denk dat de basis ligt bij het respect bij te brengen voor de ander. Ieder in zijn waarde te laten en te respecteren om wat hij of zij is. Acceptatie en respect voor andere leefgewoontes, ander uiterlijk, andere taal, andere godsdienst , zonder te oordelen of te veroordelen.
Daarnaast hen bewust maken wat de gevolgen kunnen zijn als men geen respect heeft voor de ander. Ik ben er trots op dat ik als voorzitter van HONI samen met u allen deze herdenking kan vieren en dat onze kinderen en kleinkinderen
hier in vrijheid kunnen opgroeien. Ik wens u een goede herdenking.
Anneke Schults
De tekst van ds. Ruud Stiemer
Dames en heren,
Vorige week dinsdagmiddag kwam de Oecumenische Gespreksgroep bij elkaar, in St. Jan Baptist, de benedenzaal hier in De Grevelingen. Elke eerste dinsdag in de maand gaan we met elkaar in gesprek over thema’s die raken aan ons leven en geloven. Dinsdag de 7e spraken we onder meer over deze herdenking bij het monument, vandaag. Een deel van de kring bestaat uit Indische en Molukse Nederlanders, bewoners van De Grevelingen, ‘inwonende’ en ook bewoners uit de ‘aanleun’.
De één vertelde zijn verhaal en dat riep verhalen bij andere op. Over de groepen gewapende jongeren die met grof geweld tekeergingen. De ervaringen van angst en onzekerheid. ‘Ik praat er liever niet over’, zei een van de deelnemers. ‘Ik heb zoveel gezien en gehoord. De beelden en stemmen en geluiden. Alsof het de dag van gisteren was’.
Een ander zei: ‘We zijn ternauwernood ontsnapt’. Mijn moeder moest met vijf kinderen vluchten en met 1 koffer. Op de kruispunten van de straten waren wegversperringen, steeds hielden we ons hart vast: zijn het vijanden of vrienden. Mogen we verder of niet….?’
Een ander lid van onze kring vertelde dat haar broer werd opgepakt en vermoord. ‘Zijn lichaam hebben ze nooit meer teruggevonden.’
De gebeurtenissen van toen draag je met je mee. Als littekens, die behoorlijk kunnen schrijnen, wanneer de herinneringen worden opgeroepen.
We verbonden al die ervaringen met de woorden van de schrijver van het Bijbelboek Prediker. Hij schrijft: ‘alles heeft zijn tijd’. Velen kennen deze Bijbeltekst door de song van de Amerikaanse band The Byrds uit 1965, ‘To everything, there is a season, turn, turn, turn.’
‘Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten en een tijd om te rooien. (…)
Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.(…)
Er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede.’
Wat raakt u in die tekst vroeg ik aan de deelnemers. De een zei: ‘Na de moeilijke periode van toen, hebben we de draad van het leven weer kunnen oppakken’. Na zware tijden, kwamen er betere tijden.
Een ander zei: ‘In de oorlog was ik een tiener, mijn tienerjaren zijn erdoor getekend, maar gelukkig heb ik na die tijd van oorlog, een tijd vrede leren kennen’.
Een ander voegde er aan toe: ‘Het is goed om te rouwen, om daar tijd voor te nemen. In het verleden hebben we het misschien wel teveel weggestopt, ‘niet over praten’, je moest verder gaan’. Ik heb dat pas later moeten leren, om te rouwen. Maar gelukkig is er na de tijd van rouwen, ook een tijd van dansen’. En, weet u dominee, wij Indische mensen en wij Molukkers, wij dansen graag!
Voor Prediker is het duidelijk dat wij, mensen, de tijden niet naar onze hand kunnen zetten. Ook al proberen we dat uit alle macht. Maar, hij ziet het als een teken van wijsheid wanneer je de verschillende tijden kunt onderscheiden en zo leert te leven, dat je in moeilijke tijden hoop houdt, en in mooie tijden je zegeningen telt……
Dat is iets dat hij zijn lezers meegeeft, in het bijzonder de jongere generatie…, zij die de toekomst nog voor zich hebben, zij die het leven nog moeten leren kennen zijn met zijn bergen en dalen, met toppen die tot aan de hemel raken en donkere diepten van het bestaan.
Die levenservaring, die ook u kent – in moeilijke tijden hoop houden en in mooie tijden je zegeningen tellen – mag u doorgeven aan generaties van vandaag en die nog komen; de ervaring van angst en hoop, van vallen en weer opstaan, van overleven onder moeilijke omstandigheden, opdat we er in onze tijden moed uit kunnen putten en hoop…en het leven vieren!
Ik dank u.
Ruud Stiemer
Geachte aanwezigen,
Graag dank ik de Vereniging HONI 42-49 dat ik namens het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch kort het woord tot u magrichten. Dat doe ik hier ook heel graag. Het afgelopen jaar heb ik mogen ervaren dat het herdenken in ’s-Hertogenbosch een bijzondere plaats inneemt, en uw aanwezigheid vandaag – in grote getalen – bewijst de waarde van ook deze herdenking. Fijn dat u vandaag de weg naar deze bijzondere plek hebt weten te vinden. Een stukje Bossche grond, waar plaats is voor herdenken en voor bezinning.
Vandaag herdenken wij de capitulatie van Japan, 73 jaar geleden. Het was het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost Azië en daarmee het einde van zes jaar waarin de wereld in oorlog verkeerde. Voor Indonesië werd deze zware periode gevolgd door een langdurige onafhankelijkheidsstrijd. Op veel plaatsen vandaag herdenken we de slachtoffers die het grootste persoonlijke offer hebben moeten brengen. We herdenken ook de slachtoffers die ook hier vandaag aanwezig zijn: mensen die hebben geleden en tot op de dag van vandaag lijden– meestal in stilte. Het is goed dat we vandaag gezamenlijk ‘herdenken’ en ‘gedenken’.
Blik op de toekomst! Rond dit thema zijn we vandaag bijeen. Een thema waar hoop uit spreekt. Een thema waar iedereen hetzelfde over denkt, waar niemand ook een andere opvatting over kán hebben. De toekomst behoort centraal te staan, maar u bewijst vandaag dat dat altijd dient te gebeuren met oog voor het verleden. Uw eigen verleden, maar ook ons gezamenlijk verleden.
In ons deel van Europa hebben we al meer dan 70 jaar vrede en stabiliteit, maar in andere delen van de wereld zuchten mensen nog onder het juk van gewapende conflicten en onderdrukking. Dagelijks vallen slachtoffers. Moedeloosheid krijgt soms de overhand. Hoe hopeloos en donker een situatie ook lijkt, er zijn altijd lichtpuntjes. Mensen die zich verzetten tegen hun onderdrukking. Bevrijders die huis en haard verlaten om andermans veiligheid te bevechten. Mensen die met gevaar voor eigen leven de vrijheid en de internationale rechtsorde dienen. Ook nu. Zij verdienen groots respect.
Blik op de toekomst is een treffend thema, als we denken aan de eerste en tweede generaties Nederlands-Indische repatrianten en Molukkers, die hun Indische verleden en die geschiedenis volop overdragen aan volgende generaties. Noem het de boodschap van die generaties aan onze jeugd, onze toekomst. Waar we állemaal worstelen – niet alleen hier – met het overbrengen van onze geschiedenis aan generaties die daar meer afstand tot voelen, is het goed om te zien dat HONI die waarde goed begrijpt. Ons land – en ook ’s-Hertogenbosch – denken na over de wijze waarop we de boodschap van ons verleden juist een toekomst willen geven. HONI weet op treffende wijze die betrokkenheid te houden bij jongere generaties. De eerdere adoptie van dit monument door de Indische jongerenorganisaties Darah Ketiga (letterlijk: de derde generatie) is daar een intrigerend voorbeeld van. Met kennis van de eerste generaties moeten zij verder bouwen en zoeken naar invullingen die de jonge generatie en zelfs nieuwe generaties aanspreken. Het is daarbij niet de vraag óf we herdenken, maar hóe we blijven herdenken. Vanuit een bundeling van krachten, vanuit eensgezindheid en vanuit de vaste overtuiging dat we ook de komende generaties inhoud kunnen geven aan waardige herdenkingen. Dat zijn we huidige en toekomstige generaties ook verplicht.
Als we hier over de toekomst praten komt bij mij het woord verbroedering boven. Verbroedering uit het verleden, na een pijnlijke, langdurige en gewelddadige scheiding van wegen tussen Indonesië en Nederland. De meer recente politieke en morele aanvaarding van de onafhankelijkheidsdatum 17 augustus dwong nationaal en internationaal groot respect af. Een heel klein puzzelstukje in die immense puzzel die de wereldvrede zou moeten realiseren. Werken aan wereldvrede en veiligheid is een kwestie van doorzetten. Van lange adem. Het kost heel wat tijd en energie voordat landen die verscheurd zijn conflicten er weer bovenop zijn. Maar daarbij moeten we doorzetten en hoop houden. Wereldvrede moet ons streven blijven.
Blik op de toekomst; hoopgevend en krachtig. Woorden bij een klein monument. Een monument dat groots is in zijn doel.
Dit monument draagt bij aan de beleving van onze geschiedenis. Het monument staat symbool voor kleine en grote verhalen: verhalen van kinderen, vrouwen, mannen en militairen. Om ons gemeenschappelijke verleden levend te houden, met als blik op de toekomst van oudere, onze en jongere generaties te bewerkstelligen, hebben wij ook momenten bij monumenten nodig. Want samen willen en kunnen en moeten wij stilstaan bij een gezonde en veilige toekomst van onze samenleving. Bezinning gaat daarbij vooraf aan de juiste vorm van strijd. Strijd die we vooral moeten voeren om onze jongere generaties het verleden te schetsen. Daarom ben ik blij hier vandaag ook de inbreng van de 3 e en 4 e generatie te mogen zien.
Dames en heren, we zeggen het zo gemakkelijk: ‘laten we lessen trekken uit ons verleden’. Vandaag zou ik op deze plaats willen zeggen: ‘zorg dat we alle verhalen kunnen blijven vertellen, en laten we vrijheid koesteren en de wereldvrede als doel blijven houden; hoe klein onze bijdrage daaraan ook zál en kán zijn.
Ik wens u vanmiddag nog een goede viering en een fijn samenzijn. Dank u wel!
burgemeester Jack Mikkers
Twijfelindo’s“Dat je er misschien niet Indisch uitziet, maakt je niet minder Indisch.” Ik zal u maar meteen geruststellen: deze uitspraak gaat niet over mij. Ik ben nog Hollandser dan een Totok, geboren op ruim 10 kilometer van de plek waar we nu staan. De uitspraak staat op de cover van het boek Twijfelindo, dat vandaag 15 augustus op de de kop af twee jaar geleden is verschenen. Met bijna 500 pagina’s is het een echt salontafelboek. Het is groot, dik, met een mooie aansprekende foto op de voorkant. Hopelijk blijft het niet op de salontafel liggen maar wordt er ook echt in gelezen.
Twijfelindo bevat ruim driehonderd foto’s van en interviews met 2e oen 3e generatie indo’sveelal jongeren tussen 16 en 30 jaar die op de een of andere manier een Indische achtergrond hebben. Mijn vrouw is zo’n Twijfelindo (een kwart Indisch) en mijn dochter, blonde haren, lange benen, groene ogen is nog twijfelachteriger. Het boek is een uitvloeisel van een project dat in 2011 is gestart. Het doel was kinderen op de basisschool meer bewust te maken van de koloniale geschiedenis en hoe deze doorwerkt in het klaslokaal. Kun je zien waar je klasgenootjes vandaan komen? Wat is zijn of haar achtergrond?In feite gaat het project over identiteit. In hoeverre zijn jongeren zich bewust van hun vaak ‘verborgen’ identiteit’? Want je kunt niet aan iedereen zien welke voorouders hij of zij heeft. De blonde Manon is even Indisch als de donkere Anyda.Ben je Indisch als je rijst met een lepel eet? Of als je spieren zo lang zijn dat je gemakkelijk kunt jongkokken? Of (zeker de afgelopen weken) een goeling in bed wilt hebben? Ook koningin Maxima heeft zich eens de vraag gesteld of dé Nederlandse identiteit bestaat. Volgens haar is Nederland te veelzijdig om in één cliche te vangen. We zitten niet allemaal om half zes aan tafel met een bord aardappels, groentes en vlees. Sommige mensen eten hun boontjes liever met sambal goreng telor of met sate kambing. Waarschijnlijk is het in dit gezelschap een overbodige mededeling, maar ik weet uit eigen ervaring hoe lekker een bord nasi goreng als ontbijt kan zijn.Eten blijkt voor veel Twijfelindo’s belangrijk te zijn. Op de vraag wanneer zij zich juist Indisch voelt, antwoordt Jilly, 24 jaar: “Ik houd onwijs van pittig eten; mijn vrienden veel minder.” En Betty, 20 jaar, voelt zich vooral Indisch als ze kan koken. “Lekker lang in de keuken staan. Gastvrij zijn als vrienden op bezoek komen. Eigenlijk altijd teveel. Teveel eten en teveel zorgen.”
En inderdaad: ze eten allemaal rijst met een lepel. Maar enkel met nasi goreng en een sateetje houd je de Indische cultuur niet levend. Katinka voelde zich echt Indisch toen ze de voorstelling Daar werd wat groots verricht van Diederik van Vleuten zag. “Al die verhalen, die ik ook van mijn familie kende”, zegt ze in het boek. Ik zag die voorstelling in het voorjaar van 2011 samen met mijn schoonouders in het oude theater Bis. Mijn schoonvader Bob, een ‘geen-twijfel-mogelijk-Indo’, beleefde die voorstelling heel intens. Zijn dank aan Diederik van Vleuten voor al die verhalen was zo groot dat we na het sluiten van de bar vriendelijk verzocht werden om het gesprek maar buiten voort te zetten. De dag erna stond de volgende reactie op de site daarwerdwatgrootsverricht.nl: “Ik kom net terug uit je voorstelling in het Koningstheater in Den Bosch. Ik heb 2 uur lang aan je lippen gehangen, maar nog aangrijpender vond ik de oude man recht achter mij in de zaal, die hoor- en zichtbaar een deel van zijn jeugd herleefde. Ik ken de man in het geheel niet, maar na afloop kon ik niets anders dan mijn diepe respect betuigen voor het feit dat hij überhaupt in de zaal zat. Het raakte me heel diep. Ik ben zelf als 31-jarige hoogopgeleide yup een typisch product van het huidige geschiedenis-onderwijs. Dank dat je mijn perspectief op scherp hebt gezet. Het woord veteraan, of oorlogsslachtoffer, heeft voor mij vanaf vanavond een nieuwe betekenis gekregen.”
Eten nodigt uit tot verhalen. En zo zou Indisch eten moeten uitnodigen tot Indische verhalen. Maar uit het boek Twijfelindo blijkt dat de oma’s vaak beter konden koken dan dat de opa’s konden of wilden vertellen. “Mijn familie heeft nooit over het leven in Nederlands-Indie gesproken.” of “Nee mijn grootvader vertelde eigenlijk niets over vroeger. Hij sprak ook niet over de oorlog of over zijn ouders.” Zomaar twee opmerkingen van 3e generatie Twijfelindo’s. En het moet gezegd, niet alle verhalen over het Indische verleden kunnen aanspraak maken op de tag of het label: Gezellig, Knus of Plezierig. Gelukkig heeft mijn schoonvader zijn levensgeschiedenis uiteindelijk wél op schrift gesteld. Een lijvig boekwerkje met als titel Vertel nog eens van vroeger. Alles over zijn jeugd ten tijde van Tempo doeloe, als jongetje in het vrouwenkamp en de overplaatsing naar het jongenskamp, de bersiap, maar ook hoe hij als jongeman met de handschoen trouwde en als KPM-loods in Tandjong Priok, de haven van Jakarta werkte. Vertel nog eens van vroeger – want juist vanuit het verleden kunnen we een blik op detoekomst werpen.
Frits Buijs
It’s easy if you try
No hell below us
Above us only sky
Imagine all the people living for today
It isn’t hard to do
Nothing to kill or die for
And no religion too
Imagine all the people living life in peace, you
But I’m not the only one
I hope some day you’ll join us
And the world will be as one
I wonder if you can
No need…
Gezongen door: Jennifer van Loon
4e generatie
Mij werd door Anneke Schults gevraagd om op deze bijeenkomst met als thema
‘BLIK OP DE TOEKOMST’ een positief verhaal te vertellen. Ik kreeg die vraag omdat ik haar vorig jaar een stuk had laten lezen over het Mobilisatie-Oorlogskruis dat mijn vader bijna 73 jaar na zijn dood in Indië mocht ontvangen.
Vertellen over de oorlog in Indië heeft natuurlijk weinig positiefs of is nauwelijks toekomst gericht, maar ik kan wel als persoonlijk voorbeeld laten zien hoe je vanuit een uiterst moeizaam begin van het leven met veel ontberingen en tegenslagen toch gelukkig kunt worden en voor jezelf en later ook voor jouw gezin een mooie toekomst hebt kunnen opbouwen. Daarvoor moet ik toch echt eerst terug naar het minder mooie deel van mijn leven. Want de oorlog en de gevolgen daarvan, hebben wel mijn leven sterk beïnvloed.
HET BEGINT ALLEMAAL IN NEDERLANDS-INDIË.
Mijn naam is Rob Haarbosch. Ik ben geboren in 1940 in Batavia als kind van een
Nederlandse vader en een moeder met Indische roots. Ook was er in het gezin nog een 4 jaar oudere dochter. Mijn vader was hoofdboekhouder bij een grote
verzekeringsmaatschappij en in zijn vrije tijd een zeer verdienstelijk hardloper (daar kom ik later nog op terug). Hij werd in het begin van de oorlog, zoals zoveel mannen, onder de wapenen geroepen als stadswacht in dienst van de KNIL. Ik heb helaas geen enkele herinnering aan mijn vader omdat hij in 1942 werd opgepakt en op een voor mij nog steeds onbekende plek werd geïnterneerd. Een handjevol foto's van hem is alles wat rest.
Mijn moeder, zuster en ik werden ook in 1942 opgepakt en gevangen gezet in
Bandoeng. Hoe lang we daar bleven weet ik niet, maar via een tussenkamp (Karees) belandden wij uiteindelijk in het beruchte Tjideng Kamp dat onder leiding stond van de misdadige, wrede, aan maanziekte lijdende, kolonel Sonei. Sonei gedroeg zich meedogenloos, liet vrouwen en kinderen en vaak ook zieken urenlang in de hitte op appèl staan, verminderde constant het al karige rantsoen van een kopje rijst en een boterham of liet zelfs de gevangenen voor straf hun eigen eten begraven etc. Een aantal van U zal dit vast wel herkennen.
Mijn moeder had het moeilijk, was vaak ernstig ziek, had o.a. grote tropische zweren en dus heeft mijn 4 jaar oudere zus veel voor mij moeten zorgen. Toen mijn moeder weer eens geruime tijd in het hospitaal lag, trok een onbekende, kinderloze dame zich gelukkig ons lot als 2 verloren, en dus bijna kansloze, kinderen aan. Het laatste jaar in kamp Tjideng was ik 5 jaar en ik kan mij nog vaag herinneren dat
ik altijd honger had en niets had om mee te spelen. Veel mensen waren ziek en er gingen steeds meer dood. Mijn moeder zat stiekem uren bij het gedek in de hoop via de lokale bevolking buiten het kamp aan wat voedsel te komen of een daar loslopende kip te lokken. Overigens iets waar zeer zware straffen op stonden. Ookwij drieën waren er aan het eind van de oorlog niet best aan toe. Dat is waarschijnlijkde reden dat wij al als eersten in december 1945 gerepatrieerd werden met deNieuw-Amsterdam. Vlak voor vertrek kreeg mijn moeder via het Rode Kruis te horen dat mijn vader tijdens een scheepstransport met het Helleschip de Junyo Maru op weg naar de Pakan Baroe Spoorlijn was getorpedeerd en omgekomen. Op dat kleine transportschip van 5000 ton, dat geen Rode Kruis tekens droeg en dus een legitieme prooi was voor geallieerde oorlogsschepen, waren 6500 gevangenen, nl. 2300 Nederlandse, Britse en Australische krijgsgevangenen en 4200 Romusha's (Javaanse dwangarbeiders) als haringen in een ton samengeperst. Ik kan en wil ik
mij geen voorstelling maken van hoe het er op dat schip aan toe moet zijn gegaan. Op 18 september 1944 slaat het noodlot toe en torpedeert de Engelse onderzeeboot H.M.S.Tradewind de Junyo Maru. De gevolgen zijn verschrikkelijk. Van de 6500 gevangenen verdrinken direct (of worden door de Japanners alsnog van de vlotten afgeslagen of gedood) 5620 !!! gevangenen. Het is 's-werelds grootste, vrijwel onbekende, scheepsramp aller tijden. Deze ramp staat op een indrukwekkende manier beschreven in het boek "Eindstation Pakan Baroe" geschreven door Henk Hovinga.
Vorig jaar ontving mijn vader postuum het Mobilisatie Oorlogskruis. Nabestaanden van familieleden, die in Indië onder de wapenen werden geroepen en onder dezelfde omstandigheden als mijn vader zijn omgekomen, hebben ook recht op deze postume onderscheiding. U kunt hier meer informatie over vinden op Tjidengkamp.nl.
OP WEG NAAR NEDERLAND.
Het aan boord gaan van de Nieuw-Amsterdam verliep niet zonder problemen. De
open vrachtwagen die ons naar Tandjong Priok moest brengen werd beschoten door door Soekarno en consorten, opgehitste jongelui (Pemuda’s) en wij moesten weer terug naar het kamp. Opnieuw naar de Jappen, maar nu door hen "beschermd". Een nieuwe poging lukte wel en wij kwamen toen terecht op een Canadees oorlogsschip dat ons naar Singapore bracht waar de Nieuw-Amsterdam aan de kade lag. De zeereis verliep aanvankelijk voorspoedig. In Port Saïd kregen wij voor het eerst weer wat fatsoenlijke, nieuwe kleding en voeren toen weer verder. Daarna begon pas echt de ellende. Een zeer besmettelijke mazelen epidemie brak uit op het schip welke heel veel, nog sterk ondervoede, kinderen trof. Wij werden meteen geïsoleerd, in stapelbedden 2 hoog gelegd, soms met 3 in elk bed. Bovendien kregen velen net zoals ik longontsteking en na een zware storm in de Golf van Biskaje werd iedereen ook nog eens erg zeeziek. Ik heb later gelezen dat een
dertigtal kinderen, waartoe mijn zus en ik ook behoorden, de reis alleen hebben
overleefd omdat wij net op tijd medische hulp kregen in Southhampton. Amsterdam hadden velen van ons waarschijnlijk niet gehaald. Ruim dertig kinderen hebben de reis niet overleefd. Ik was 5 jaar en woog iets meer dan 12 kilo.
NEDERLAND.
Wij hadden uiteindelijk Nederland gehaald en werden in eerste instantie opgevangen door een broer van mijn vader, zijn vrouw en 3 wat oudere kinderen. Zij woonden
ergens 2 hoog in Amsterdam-Zuid en konden ons drieën nauwelijks herbergen. Wij bezaten niets: geen geld, geen identiteitspapieren, alleen de kleren die we in Port Saïd ontvangen hadden. Dus ook geen steun en geen voedselbonnen. Wel konden we naar de centrale gaarkeuken. Ons verhaal konden we ook niet kwijt.
Wij kinderen op de scholen niet en de ouderen niet bij de Nederlanders want die
hadden net de hongerwinter achter de rug en wij in Indië hadden toch geen kou
geleden of er waren toch altijd genoeg bananen. U herkent dat wel.
Na een tijdje kregen we gelukkig toch onderdak in een flatje aan de Herculesstraat iAmsterdam. Hoe we eten en wat warme kleren hebben kunnen kopen of gekregen weet ik niet. Mijn zus en ik konden voor het eerst in ons leven naar school en het leven leek zich te normaliseren. Een goede toekomst in Nederland lonkte. Helaas duurde dit maar kort. Mijn moeder was nog steeds niet in orde, had moeite het verlies van haar man te verwerken, zag financieel niet in hoe ze haar 2 kinderen moest grootbrengen en te eten geven, kon nergens met haar verhalen en haar grote verdriet terecht en raakte ernstig depressief. Ze werd opgenomen in de Valerius-kliniek in Amsterdam en er moest een oplossing komen voor mijn zus en mij.
Mijn zus ging terug naar de broer van mijn vader en is daar nooit gelukkig geweest. Sliep b.v. jarenlang in het kolenhok op zolder, want er was verder geen plaats. Ze was gewoon teveel. Ik ging naar een zuster van mijn moeder in Hilversum. Die tante was ook als weduwe teruggekeerd uit een ander jappenkamp in Indië en had niet alleen de zorg voor haar
3 kinderen, maar ook voor 2 jongens van een zus die in Indië was achtergebleven én voor een mij onbekend weesmeisje. Ook die tante had natuurlijk ernstige klappen gehad, leed bovendien aan een ernstige vorm van godsdienstwaanzin en was totaal niet in staat dit uitgebreide gezin met 7 kinderen en weinig geld te runnen. Ondertussen ging ik als jongetje van 7 af en toe alleen vanuit Hilversum met trein en tram naar Amsterdam om mijn moeder te bezoeken. Dan zag ik daar ook af en toe mijn zuster. Een band met mijn zuster, die in het kamp zo goed voor mij gezorgd had, kreeg zo weinig kans.
Na een klein jaar kreeg mijn moeder een weekend verlof en mijn zuster en ik
mochten met haar naar ons flatje in Amsterdam. Die zaterdag waren we eindelijk als gezin weer samen. Helaas duurde dat geluk maar 1 dag. Mijn moeder had stiekem in de kliniek pillen verzameld en besloot die pillen die zaterdagnacht in te nemen. Zij schreef dat zij
geen uitweg zag uit haar lijden, niet wist hoe ze ons op moest voeden en zonder geld ons een goede toekomst moest geven. Drie jaar na de oorlog had de kamptijd alsnog zijn wrede tol geëist. Mijn zus en ik werden toen plotseling weeskinderen.
Ondergebracht bij familie. Wij bezaten niets meer.
Ik zal niet verder gaan met een beschrijving van mijn leven direct daarna. De tijd bij mijn tante was rampzalig. Een Assepoester-achtige behandeling, jarenlang voetveeg van de familie, slagen met een rietje, voor straf voor de voordeur slapen, huiswerk deed ik ’s nachts stiekem onder de dekens met een zaklantaarn etc. Ik zal U de details besparen. Ook hier had de oorlog een kwalijke rol gespeeld. Echter het thema van deze herdenking vandaag luidt " Blik op de Toekomst". Voor mij bleek er in die moeilijke periode uiteindelijk toch uitzicht op een mooie toekomst. Als alles tegen lijkt te zitten, gebeuren er gelukkig toch vaak ook positieve dingen.
Op mijn 15-de werd ik mede dankzij ingrijpen van een psychiater bij een drietal
andere pleeggezinnen ondergebracht. Eerst telkens voor drie maanden; later voor onbepaalde tijd. Op mijn 16-de ontmoette ik op school een 14 jarig meisje dat mijn jeugdliefde werd en nu nog steeds mijn vrouw is. Door haar en de liefdevolle opvang van haar ouders die mij meteen als een zoon behandelden, kreeg ik weer vertrouwen in het leven en hoop op een mooie toekomst.
Een andere positieve ontwikkeling was het feit dat men in 1952 in de kluizen van de verzekeringsmaatschappij in Batavia waar mijn vader werkte, een behoorlijk pakket aandelen, een postzegelverzameling, een fotoalbum, geboorteaktes, diploma’s en wonderlijk genoeg een paar spikes (hardloopschoenen) had aangetroffen. Op die oude spikes van mijn vader ben ik 20 jaar later nog schoolkampioen van Hilversum op de 1500 meter geworden en 30 jaar later nog in de prijzen gevallen bij hardloopwedstrijden bij de Koninklijke Luchtmacht. Ik koester en poets die schoenen nog steeds.
Ik had dus nu een lieve vriendin, fijne aanstaande schoonouders en geld om te gaan studeren aan de TH te Eindhoven. Eindelijk kon ik aan een normaal leven beginnen en conform het thema van vandaag mijn Blik richten op mijn Toekomst: trouwen, een baan, kinderen etc. Met andere woorden gelukkig worden. En dat is gelukt!!! Overigens wil ik U graag nog een dierbare anekdote vertellen. Ik heb U aan het begin verteld dat mijn moeder in het kamp in het hospitaal was opgenomen en dat een wildvreemde dame zich over mijn zuster en mij had ontfermd. In 1977 kwamen mijn gezin en ik terug uit Peru en wij vestigden ons in Son. Hier wilden wij lid worden van een badmintonclubje en ik stelde mij de eerste avond netjes voor aan de leden. Bij het noemen van mijn naam komt plotseling een dame naar mij toe, die mij vraagt of ik echt Robbie uit Indië ben. Dat was de dame die ons leven heeft gered in kamp
Tjideng. Een ongelooflijk, ontroerend moment waar ik nog vaak aan terugdenk.
DE MOOIE TOEKOMST DIE IK TOEN VOOR ME HAD, WORDT NU WELISWAAR
ALLEEN MAAR KORTER, MAAR DAARENTEGEN IS EEN HEEL GROOT DEEL
VAN MIJN VERLEDEN HEEL MOOI GEWEEST.
Dank U voor Uw aandacht.
Rob Haarbosch