Toespraken 2019

 

 

Geachte aanwezigen           

HONI herdenking 2019

 Als voorzitter van  “ Herdenking Oorlogsslachtoffers Nederlands-Indië heet ik u allen welkom op deze  herdenking van HONI . Gezien de tijd zal ik mij beperken tot het noemen van enkelen. Speciaal de overlevenden, die de oorlog zelf meegemaakt hebben hun familie kinderen en kleinkinderen. Een bijzonder welkom  voor de heer van der Hoeven van 102 jaar oud .Hij is vandaag samen met zijn zoon in ons midden.  En ook ons ere lid de heer Wichers  89 jaar medeoprichter van dit HONI-monument.

 Een speciaal woord van welkom aan burgemeester Mikkers.  Uw aanwezigheid hier bij deze herdenking getuigt van een betrokkenheid en belangstelling voor de Indische gemeenschap in uw gemeente De nieuwe directeur van de van Neynselstichting de heer van Woensel die hier voor de eerste keer aanwezig is. En verder de sprekers, de dominee, het koor en het blazersensemble.

Dominee Erica Scheenstra.  Elvira Nanariain een Molukse schrijfster
Indy Schaay vierde generatie met haar oma.
Aantje en Patries Wichers met het verhaal van hun moeder
Het Honi koor o.l.v. Hans vd Sterren met begeleiding van Willem van Weelden , het Blazersensemble o.l.v. Martijn van Duuren en Gerard Smit.

 Het thema van dit jaar is Blijvende Herinnering

Zonder verleden zijn er geen herinneringen. Door een herinnering gaat men terug in de tijd. Hoogtepunten en dieptepunten uit het verleden blijven het best bewaard in onze herinnering.  Angst, verdriet, vreugde momenten gebaseerd op emoties blijven vaak het langst hangen.  Herinneringen worden door de tijd vaak vager en verdraaid door fantasie, ze worden erger, slechter  mooier beter!  Onze zintuigen spelen hierin een belangrijke rol. Wat kan een oude vergeelde foto van een  sawah b.v. oproepen , Voor iedereen verschillend gekleurd door eigen ervaringen
Voor mijzelf b.v.  bij de geur van een kretek sigaret: Mijn oude kaka( oude tuinman) die altijd op kwam passen en die de kakkerlakken eerst weg ging jagen als ik naar de wc moest.

Het zien van een bepaalde koek in de toko, roept bij mij de herinnering op aan een warong aan de rand van de dessa, waar wij eigenlijk niet mochten komen en   waar wij als kind voor een piettie  stiekeum  zo’n koek gingen kopen
Een oude hutkoffer aan de reis naar Holland
Een visgraat  stofje : Het jasje dat ik in Attaka kreeg op weg naar Holland en waar iedereen mij uitlachte.
Een afbeelding van een japanner met een kepi .Angst , geschreeuw ,Honger, martelingen
Deze herinneringen gekoppeld aan ervaringen en emoties zullen uitsterven maar mogen niet verloren gaan

Maar bij het uitsterven van een generatie die dit aan de lijve ervaren heeft rijst de vraag: Hoe kunnen en moeten wij er voor zorgen dat de feitelijke geschiedenis en de Indische cultuur behouden blijft  en dat er  van deze cultuur uiteindelijk  niet alleen de Indische rijsttafel over is.

De feitelijke geschiedenis van Indonesië en Nederland met zijn mooie en slechte kanten. De tijd  van voor de oorlog,  de overheersing van Japan , de onafhankelijkheid van Indonesie en de gevolgen daarvan. En zeker niet te vergeten wat de Molukkers is overkomen.

Hier ligt een taak voor de derde generatie. Zij zullen er voor moeten zorgen dat de historie bewaard blijft voor volgende generaties  en dat het verhaal verteld wordt. Blijven herdenken en gedenken wat het voormalig Nederlands Indie betekend heeft voor hun vaders en moeders, opa’s en oma’s . Blijven praten over  de moeilijke periode in en buiten de kampen tijdens de Tweede Wereldoorlog in het voormalig Nederlands Indie, de moeizame aanpassing en de plaats die hun ouders en voorouders  na de onafhankelijkheid  van Indonesië moesten opbouwen  in hun nieuwe vaderland .

 Zij die ervoor gezorgd hebben dat de derde generatie hier hun bestaan heeft kunnen opbouwen.

Dit mag nooit vergeten worden!

                        ———————————

Wij zijn hier bijeen rond dit monument om te herdenken. Voor een aantal zullen vandaag de herinneringen terug komen uit   de tijd dat men in het voormalig Nederlands Indië gewoond, gewerkt en tijdens de oorlog gestreden heeft voor de vrijheid. De vrijheid  voor ons zo vanzelfsprekend …. het kunnen leven zonder angst , niet hoeven te vluchten , geen onderdrukking. Wat een voorrecht  om in een land te wonen waar deze vrijheid mogelijk is. Het bewust maken aan de jeugd wat hun bijdrage kan zijn om deze vrijheid te behouden is voor ons  allen een belangrijke taak.

Ik wens u een goede herdenking 

Anneke Schults    

 


 

Dank u wel, voorzitter

Dames en heren, meisjes en jongens, heel goed dat u hier vandaag benten fijn dat ik hier vandaag kort iets mag zeggen. Vorig jaar stond ik hiervoor de eerste keer. Het was bijzonder om met zoveel mensen – ook jonge mensen – deze unieke herdenkingsplechtigheid mee te beleven. En dat is vandaag opnieuw het geval. Vandaag leggen we het accent op 74 jaar capitulatie van Japan. Vandaag herdenken en vieren we officieel het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar we vergeten wel eens dat dat allemaal plaatsvond, heel ver weg van ons Europese continent, namelijk in Zuidoost-Azië. Is dat de reden dat 15 augustus nooit het gevoel van 4 en 5 mei oproept? Ik was positief verrast vorig jaar dat die 15e augustus door u zo stijlvol wordt herdacht en gevierd en daarom ben ik blij daar ook vandaag een kleine bijdrage in te leveren. In mijn tweede jaar, in een heel bijzonder jaar….. In ’s-Hertogenbosch en Zuid-Nederland herdenken en vieren we dit najaar 75 jaar vrijheid. In 2020 zal dat rond mei het geval zijn voor derest van ons land, en precies over een jaar sluiten we dat lustrumjaar af met het herdenken van die verworven vrijheid tot aan Zuidoost-Azië. Volgend jaar zal uw herdenking daarom een heel bijzonder lustrum zijn, waar dat voor de vrijheid van deze stad en regio al dit jaar is. Blijvende herinnering – uw thema van dit jaar – spreekt daarbij tot de verbeelding. Want met dit thema daagt u ons eigenlijk uit. Uw thema is meteen de worsteling die we al jaren voelen rond het herdenken van een periode die steeds verder van ons af komt te staan en waarin deoorlogsgeneratie ons meer en meer ontvalt. Hoe houden we herinneringen vast, hoe houden we het aansprekend, hoe kunnen we uwverhalen doorgeven en laten voortbestaan? Het zijn vragen die ons voor een opgave stellen, maar die we met elkaar handen en voeten proberen te geven. Door het gericht herdenken een vaste waarde te maken, door het persoonlijke verhaal te accentueren en vast te leggen, door monumenten zoals hier te laten spreken en door het verleden een hedendaagse vertaalslag te geven. We proberen het verleden vast tehouden. Niet om ons vast te klampen aan dat wat vroeger goed of fout was, maar om vanuit onze onomkeerbare geschiedenis gewogen beslissingen te maken. Nee, die zijn niet zo ingrijpend als in die oorlogsperiode, nee die gaan niet over leven of dood, maar die gaan meer over hoe we als mensen willen en kunnen samenleven, wat mensen belangrijk vinden en wat we kunnen doen om te voorkomen dater nu verglijkbare wegingen worden gemaakt uit met periode waar we nooit meer naartoe terug willen. Want we moeten ons inderdaad blijvend herinneren dat we als mensheid op veel momenten balanceerde en daarbij zijn gevallen. Gevallen, omdat we onderscheid maakten tussen mensen. Gevallen, omdat we dachten over leven en dood te moeten beslissen. Gevallen, omdat we wegkeken. Velen van u hebben dit allemaal ervaren en die blijvende vreselijke herinnering moeten meegedragen in uw leven. Voor zo’n ballast is een leven gewoonweg te kort. En is het goed dat u uw herinnering zo goed mogelijk doorgeeft om ons – de generaties die alleen maar in vrijheid hebben geleefd – de weg vooruit te wijzen en nooit achteruit. Om te voorkomen dat niet beleefde en dus dóórleefde geschiedenis verdrongen wordt door het wereldse geweld en de waan van vandaag. Om ervoor te zorgen dat ons gemeenschappelijke verleden levend wordt gehouden, door ook een gemeenschappelijke perspectief naar de toekomst te hebben. Een samenleving met een blijvend accent op mensen én bovenal menselijkheid. Dat proberen we hier in ’s-Hertogenbosch. Onder mee door het herdenken heel dicht bij mensen te houden. Dichtbij onszelf.

Zoals vandaag.

Graag dank ik de Vereniging HONI ’42-’49. Een voortvarende vereniging die al in 2005 een fundament legde onder deze jaarlijkse herdenking van de oorlogsslachtoffers in Nederlands-Indië. Een stukje Bossche grond draagt sindsdien dit belangrijke monument. Laten we er met elkaar voor zorgen dat we in ons handelen de lessen die ook dit monument ons leert uitdragen. Dan leggen we een stevige bodem onder onze gezamenlijke wens tot ‘blijvend herinneren’.

 

Dank u wel.

Burgemeester Mikkers

                                 


 

 ‘Ken je mij?
Wie ben ik dan?’
Ik ben een K.N.I.L. vrouw, de vrouw van…
Onze mannen waren K.N.I.L. soldaten en hebben voor Nederland gevochten. In 1951 kwamen wij met onze mannen naar Nederland. Tijdelijk, werd ons toen verteld, we zouden immers weer naar huis gaan. Na een lange bootreis kwamen we aan in de haven van Rotterdam.
Wat was het koud. Ik droeg zoals altijd mijn kain kebaya en had geen idee wat ons te wachten stond. We werden ondergebracht in voormalige concentratiekampen.
Zo hebben we ook in Kamp Lunetten in Vught gewoond en daar is 1 van onze kinderen geboren. Helaas werd ons tijdelijk verblijf permanent. Na 30 jaar zijn we voor het eerst weer terug naar huis gegaan. Naar Tanimbar waar wij vandaan komen, een van de eilanden op de Molukken. Bij aankomst in onze kampong was iedereen in het zwart gekleed; een teken van rouw. Niemand wist of we ooit nog terug zouden keren. De K.N.I.L. vrouw was de spil van het gezin. Zij ving de klappen op van de traumatische ervaringen van haar man. Zij stond achter hem en volgde hem waar hij naartoe werd gezonden.
Zang:
Melihat dari jau, oh tanah air ku.
Dengan pasir putih mu
Dengan ombak menderu
Melihat dari jau oh adzal ku.
Ik kijk vanaf een afstand, oh mijn geboorteland.
Met je witte stranden en waar de golven brullen.
Ik kijk vanaf een afstand, oh mijn geboorteland.
De Molukken, een blijvende herinnering van iedere K.N.I.L. vrouw.
Mijn oma, de K.N.I.L. vrouw in haar kain kebaya, voor mij een blijvende herinnering.

Slotwoord vanuit mijn boek:

Door het schrijven van dit boek ben ik opnieuw door elke situatie gegaan. De pijn, het ongeloof, de frustratie en het geluk dat ik op vele momenten heb gekend heb ik herbeleefd. Momenten uit mijn leven die ik vol ongeloof nalas op papier. Ongeloof over het feit dat ik dit heb meegemaakt. Het beschrijven alle momenten en situaties heeft voor mij genezend gewerkt.

Het werd mij duidelijk dat gevoelens van angst en onzekerheid mijn leven hebben beheerst. Ik zat gevangen in mijn eigen gevoelens. Zo kon ik niet meer leven. Al biddend en nadenkend kwam ik tot de ontdekking dat deze gevoelens voor een deel uit mijn roots komen. Niet iedere Molukker zal dit op deze manier ervaren of hier vatbaar voor zijn, maar zelf heb ik als derde generatie te kampen gehad met een minderwaardigheidscomplex, onzekerheid, schaamte en negatieve trots. En ik zie om mij heen dat meer Molukkers hiermee worstelen. De eerste generatie is ontworteld en heeft zich niet makkelijk kunnen wortelen in Nederland. Een gegeven dat doorwerkt door de verschillende generaties heen. Het losgerukt zijn van je familie en vaderland, daarna in een vreemd land aankomen. In kampen terecht komen moet traumatisch geweest zijn voor de eerste en de tweede generatie. Een gegeven dat de Molukse gemeenschap heeft gevormd. We zijn een voor een geboren vanuit dat trauma. De eerste generatie heeft nooit hun pijn uitgesproken. Het was wel zichtbaar. Mijn vader heeft hier vele voorbeelden van. Deze pijn is altijd voelbaar en zichtbaar geweest in mijn leven. Het altijd op zoek zijn naar.

Door met andere leeftijdsgenoten ( van de derde generatie ) onze gevoelens van onzekerheid, minderwaardigheid en nooit je mening mogen geven te delen, werd het vaak duidelijk. Een gesprek aangaan met mijn vader had nooit zin. Hij zei de waarheid. Daar moest ik het mee doen. Iets wat zorgt voor wrijving omdat wij als derde generatie Molukkers in Nederland zijn geboren en getogen. Wij leren juist om onze mening te uiten en te leven in vrijheid. Ik denk zeker dat dit de reden is dat veel Molukkers op zoek zijn naar hun identiteit. Dat gaat verder dan alleen een nationaliteit. Het gaat erom wie we zijn als persoon. Het is genoeg.

Ik wil zijn wie ik hoor te zijn.
Ik wil mijn mening kunnen uiten.
Ik wil gelukkig zijn en genieten van het leven zonder te denken wat een ander ervan vindt.
Mijn hele leven hing af van wat een ander van mij zou denken.
Ik wil niet meer gevangen zitten in mijn gedachten. Ik wil nee kunnen zeggen zonder mij daarvoor te verantwoorden.
Ik wil ons kind opvoeden in openheid en respect naar elkaar toe.
Ik wil gewoon mezelf zijn.

Jarenlang wist ik niet wie ik was. Geen vaste nationaliteit die aan mij gebonden was. En of ik goed genoeg en geliefd was, was voor lange tijd al helemaal voor mij de vraag. Na vierenveertig jaar kan ik mezelf eindelijk in de spiegel aankijken en durf ik te zeggen dat ik van mezelf houd. Dat ik er mag zijn ondanks mijn fouten. Ik ben dankbaar voor het feit dat ik als MengelMoes ben geboren. Want ik ben half-Moluks en ik ben half-Nederlands. Daar ben na al die jaren trots op. Of je nou gelooft of niet. Moluks, Nederlands of van een andere nationaliteit bent. We zijn ergens allemaal op zoek naar onze identiteit. En dit is mijn verhaal. Ik ben God iedere dag dankbaar dat ik mijn identiteit in Hem heb mogen vinden. Heel mijn leven ben ik op zoek geweest naar wie ik ben. Nu weet ik dat ik mag zijn zoals Hij het bedoelt heeft. Met de mooie stukjes van de Molukse kant en zo ook fijne ervaringen vanuit de Nederlandse kant.

Elvira Nanariain

 


 

Een gewone Nederlander

Zelf voel ik me een ‘gewone’ Nederlander en ben ik ook geboren in Nederland. Maar soms zie, hoor of voel ik dat ik dat niet voor 100% ‘zo gewoon’ ben. Ik woon in een klein dorpje in de omgeving van Brabant. Het is alleen zo dat ik maar een paar Indische gewoontes en woordjes ken. Ik merk het aan mijn uiterlijk, aan mijn familie en aan het heerlijke eten. Maar over de geschiedenis en de conflicten van het land zou ik graag nog meer willen weten. Ik weet dat mijn oma met haar familie gevlucht is en veel heeft moeten achterlaten,Maar één ding is zeker en dat is dat ze de mooie tijden daar nooit vergeten. Indonesië is een land met een indrukwekkende geschiedenis en wat daar allemaal gaande was, was ook een hele gebeurtenis. Zoveel liefde maar ook zoveel leed, dingen die mijn familie nog heel goed weet. Zoveel prachtige en mooie vertelde verhalen, Die zou ik iedereen echt kunnen aanraden. De verhalen over het mooie, warme en culturele land, Dat is toch heel anders dan het koude Nederland. Een land met herinneringen die we nooit zullen vergeten, Denkend aan de mooie stranden, de cultuur en het lekkere eten. Het is een heel bijzonder land, Waar veel over heeft gestaan in de krant. Over het geweld, de oorlogen en de kolonisatie, Dit alles zorgde voor een flinke frustratie Een frustratie binnen en buiten het land, Want het liep soms toch echt heel erg uit de hand. Hoewel het Nederlands-Indië van toen er niet meer is, Het zal voor mijn oma altijd in haar herinneringen voortleven, Het verdriet blijft, samen met het gemis. En dat is iets wat ik zelf nog niet heb kunnen beleven. Al deze informatie over dit bijzondere land, Heb ik helaas alleen uit 2e of derde hand. Van oma, opa, tantes en omen, heb ik de verhalen tot me genomen. Maar het liefst zou ik de Indische cultuur zelf willen beleven, Zodat ik mijn eigen ervaringen samen met de verhalen een plek kan geven. Via verhalen, herinneringen en soms ook fotos van het Indie van ‘toen’,Kunnen ze mijn Indische kennis nooit meer ontdoen. Hoe je het ook went of keert Indonesië is een stukje van wie ik ben en waar je steeds meer van leert. Hoewel de uiterlijke kenmerken van de Nederlands-Indische bij iedere generatie een beetje verminderen, Leeft het gevoel en de herinneringen toch voort bij de volgende generatie kinderen. Een ‘gewone’ Nederlander maar eigenlijk toch niet, dankzij de verhalen ben ik bijzonder, dat is wat je ziet.

Indy Schaay

 


 

Oma Justina Soeamanah was een Sundanese vrouw en moeder van mijn moeder. Sunda komt uit het Sanskriet en betekent wit, door de actieve vulkanen in West-Java zoals de Krakatau. Zij huwde opa Dirk Amade, een Indische Nederlander uit een welgestelde familie. Zij was door haar huwelijk overtuigend katholiek geworden in een overwegend moslim land. Mijn moeder Trees was de een na jongste in het 10 kinderen tellende gezin. Oma regeerde met zachte doch dwingende hand over haar gezin. Een strenge en sterke maar rechtvaardige vrouw, en samen met haar man vormden zij een liefdevol en hecht saamhorig gezin. Oma leefde volgens haar eigen adat, wat staat voor welopgevoed, gestudeerd en beschaafd gedrag, én respect voor familie én je medemens. Toen de oorlog uitbrak en opa te werk werd gesteld aan de bouw van de spoorlijn in Birma, was het voor oma een harde dobber om zich staande te houden en al haar kinderen te voeden. Zij verbouwde in de tuin van het huis in Bandung, Oebi, een knolgewas rijk aan zetmeel. Toen de rijstvoorraad tijdens de oorlog in Indië begon op te raken, fungeerde deze knol als bijvoeding. Net zoals in Nederland de tulpenbol, was Genjer Genjer, een moeraskruid, dat voor de Javaanse bevolking. In taal, cultuur en etnische achtergrond onderscheiden mensen zich. Maar in tijden van oorlog lijden alle bevolkingsgroepen ontberingen en honger.

 

LIED: Genjer

https://m.soundcloud.com/lupa-javanaise/genjer-genjer

In WOII moesten de rijstvoorraden in Java aan de Japanse bezetters afgegeven worden om de soldaten aan de frontlinies te voeden. Door de ontstane rijstschaarste voedde de boerenbevolking zich met het vitaminerijk gewas genjer. In 1942 componeerde Muhammad Arief het lied met de gelijknamige titel met woorden in de Osing-taal van het Banyuwangi district in Oost Java. Het lied werd politiek meteen aangewend als propaganda-lied en ook in de jaren vijftig en zestig kreeg het een sterke politieke geladenheid waarbij het zelfs verboden was te zingen of voor te dragen tot 1998.Patries wil het lied terugbrengen naar de oorspronkelijke betekenis van het overleven van de eenvoudige mensen en hun families, zoals ook oma Justina Soeamanah en haar gezin overleefden in die oorlogsperiode door ubi te verbouwen.

https://soundcloud.com/lupa-javanaise/genjer-genjer

Genjer-genjer

Genjer-genjer nong kedokan pating keleler
Genjer-genjer nong kedokan pating keleler
Emake thulik teka-teka mbubuti genjer
Emake thulik teka-teka mbubuti genjer
Ulih sak tenong mungkur sedhot sing tulih-tulih
Genjer-genjer saiki wis digawa mulih

Genjer-genjer isuk-isuk didol ning pasar
Genjer-genjer isuk-isuk didol ning pasar
Dijejer-jejer diuntingi padha didhasar
Dijejer-jejer diuntingi padha didhasar
Emake jebeng padha tuku nggawa welasah
Genjer-genjer saiki wis arep diolah

Genjer groeit verspreid over de rijstvelden
De moeder van de jongen komt en plukt genjer
Ze neemt een bundel en gaat weg zonder op te kijken
Nu wordt de genjer mee naar huis gebracht

Iedere morgen wordt genjer verkocht op de markt
Uitgestald in rijtjes om verkocht te worden
De moeder van het meisje koopt genjer terwijl ze een bamboe mand draagt
Nu kan genjer klaargemaakt en gekookt worden

Opa keerde na de oorlog terug, sterk vermagerd, uitgeput maar niet gebroken. Het hele gezin weer herenigd, en allen in leven. De vrijheid werd sober gevierd door veel met elkaar op te trekken, gezamenlijke maaltijden en van muziek te genieten onder begeleiding van het gitaarspel van de jongere broers. Maar al snel na de oorlog werd de republiek Indonesia uitgeroepen en gooiden de politionele acties roet in het eten. Het oude vertrouwde idyllische bestaan in Indië zou nooit meer worden zoals het was. Mijn moeder volgde toen een verpleegstersopleiding in het ziekenhuis dichtbij bij het ouderlijke huis. En hier heeft ze mijn vader leren kennen die warm werd onthaald in het grote gezin. Ook mijn vader heeft veel leed meegemaakt maar dat is een ander lang verhaal. In 1956 trouwden mijn ouders en in juli 1957 ben ik in Jakarta geboren, in het jaar van Zwarte Sinterklaas. Het prille huwelijksleven in de Indische archipel werd ruw verstoord door de Nieuw-Guinea kwestie. Op 5 december 1957, op Zwarte Sinterklaasdag liet Soekarno een uitwijzigingsbesluit uitgaan voor vrijwel alle Nederlanders en moesten zij het land verlaten. Niet uitpakken maar inpakken. De toestand werd zo nijpend en dreigend dat de scheepvaartmaatschappij waar mijn vader werkzaam was, besloot dat vrouwen en kinderen als eersten zouden vertrekken. Alles achtergelaten, het nieuwe huis en inboedel, en met niet meer dan alleen een hutkoffer is mijn moeder alleen met mij, een baby van 6 maanden, heel verdrietig naar ons nieuwe onbekende vaderland vertrokken. Hartje winter en in de sneeuw kwamen wij per boot, de Captain Cook, in Nederland terecht. Het was bitter koud in alle opzichten, de ontvangst hier was matig en karig. Mijn ouders hebben moeizaam een nieuw bestaan proberen op te bouwen, zoals dat vele Indische Nederlanders is overkomen. Met de oorlog en de bersiap nog vers in het geheugen én de repatriëring waren dit zeer traumatische gebeurtenissen wat hen voor het leven heeft getekend en ook heeft door gewerkt op hun 3 kinderen.

Ondertussen waren alle familieleden ook in Nederland en oma en opa Amade kwamen in 1958 in een bejaardentehuis in Deventer terecht. Hier kwamen wij met de hele familie bij elkaar; zo’n 50 familieleden. Een gezellig samenzijn met uitgebreide Indische rijsttafel die een tante en oom verzorgden. Sindsdien was er ieder jaar een grote familiereünie met wel 90 mensen. Oma en opa maakten er weer een thuis van want al hun kinderen waren gezond en wel in Nederland en dat was voor hen genoeg. Oma en opa kwamen regelmatig bij ons in Maastricht logeren. Oma wees mij in de avond altijd naar het licht van de maan. En dit was dan ook mijn 1e woordje: de ma, ma, de ma!

Mijn ouders beseften dat er geen terugweg meer mogelijk was en hebben ons ook op die manier grootgebracht. Aanpassen aan de Nederlandse gewoontes, het eten en de gebruiken. We leerden geen Maleis en we aten alleen 1x per week in het weekend Indisch. De familiebanden aan beide kanten waren warm en plezierig. Belangrijk vonden ze het om kennis te vergaren door veel te lezen en een goede opleiding te volgen. Met doorzettingsvermogen, veel wilskracht en hun liefde voor elkaar is het hen gelukt om samen voorspoed en geluk terug te vinden in NL. Integreren in NL heb ik niet ervaren want ik wist niet beter en heb geen vergelijk. Ik ben geboren in Indonesië en daar ben ik trots op. Ik ben hier opgegroeid en voel me thuis en geliefd. Mensen vragen wel eens waar ik vandaan kom vanwege mijn bruine huidskleur en Aziatische uiterlijk. Als ik in het buitenland ben word mij die vraag nooit gesteld, want als ik in Italië ben spreken ze mij in het Italiaans aan, in Egypte ben ik een Egyptische, in Spanje een Spaanse, in Marokko een Marokkaanse en in New York vragen ze naar de weg of welke metro ze moeten nemen.

Ik hou van Nederland, ik hou van Indië; ik hou van zuurkool met worst, ik hou van gado-gado; ik hou van de 4 seizoenen, ik hou van warm weer, zon en hitte; ik hou van mijn familie, ik hou van mijn vrienden. Ik hou van mijn man, ik hou van mijn dochter. Ik ben Nederlandse, ik ben Indische. Nederlands-Indië is niet meer. Het leeft voort in ons hart. Wat blijft zijn de herinneringen die we koesteren en verhalen die we doorvertellen, en overbrengen aan de volgende generaties én aan mensen die het willen weten. Het verleden is immers verweven met het heden.

En thuis ben je, als je op weg naar geluk en vrede, licht en liefde vindt, omringd door dierbaren, een gevoel die ik deel met mijn lieve mama en mijn dierbare oma die ik vanavond in het schijnsel van de volle maan gedenk.

Aantje & Patries  Wichers


 

Voordracht stadschroniqueur Eric Alink op 15 augustus 2019 ihkv herdenking HONI

 

De zee

Het begon met een amoebe en een pantoffeldiertje, krap vier miljard jaar geleden. Zij doorbraken de zilte stilte, klommen op de rand van water en land en knipperden met hun ogen. Zoveel uitnodigende leegte hadden ze nooit eerder gezien. Toen gingen ze op pad.

Al snel ontdekten ze een wet die nog altijd geldt, in zowel de natuur als de samenleving. Zij luidt: wie deelt, zal overleven. Dat deden de eencelligen naar hartenlust. Ze deelden, splitsten, vertakten en vonden elkaar weer in liefde, strijd en groei.

Uit dat zompige leven ontstond de mens. Sindsdien zijn wij te gast op deze aarde, waar we ons kampement hebben opgeslagen. Nog niet zo lang trouwens, pas tweehonderdduizend jaar. Wij leven in de spaties van de tijd.

Dat wij uit de zee voortkomen, weet overigens niemand zich nog te herinneren. We zijn het vergeten. Dat is merkwaardig, want de hippocampus, het hersendeel waarin we onze herinneringen opslaan, heet ook wel het zeepaardje, kuda laut, een naam die zij dankt aan haar vorm.

De zee zelf vergeet niet. Zij is het geheugen van de wereld, de mensheid en haar daden. Op haar bodem wacht Atlantis op ontdekking; liggen schepen van de VOC – de Hollandse compagnie die de koloniën te gelde maakte – en zwijgen de wrakken van Japanse, Britse en Nederlandse marineschepen. Vermoedelijk ligt er ook veel flessenpost, die vroegtijdig aan scherven is geslagen. Adres onbekend. Behalve voor de zee, want zij weet veel. Zoveel dat ze zich soms ongemerkt een binnenzee huilt. Want wat wij zien, is slechts de buitenkant van de zee.

Wie tussen 1942 en 1949 in toenmalig Nederlands-Indië verbleef, kent de smaak van zout. Vaak was de zee niet ver weg. Ze luisterde aandachtig, bij nacht en ontij, en hoorde het huilen in nabijgelegen kampen. Medan, Tjideng, Semarang, Pontianak, Balikpapan en andere. Alle herinneringen heeft de zee in zich opgeslagen. Zo zout als in Azië is zij nergens.

Dat zout brengt ons bijeen. Wij mogen immers niet vergeten welke verschrikkingen zich onder de Japanse maar ook Nederlandse vlag hebben voorgedaan. Het thema van HONI dit jaar is ‘blijvende herinnering.’ Of we die herinnering willen delen, is een vrije keus in een vrij land. Tegelijkertijd ritselt er onvrijheid in het thema ‘blijvende herinnering.’  Want het geheugen kan ook een gevangenis zijn, waarvan je deur openzet – maar de herinnering blijft roerloos zitten. Zij wil niet vertrekken, want ze is vergeten dat ze weg kan of heeft na jaren de moed verloren om te gaan.

De keuze om te herinneren of te vergeten is immers niet vrij. Ons geheugen is een archivaris die onverstoorbaar zijn eigen gang gaat. Hij slaat zaken voor je op, maar kan ze ook verbergen, om ze willekeurig en zonder opdracht weer tevoorschijn te halen, zodat je alles weer weet, maar ook ziet, hoort, ruikt en proeft – inclusief het zout.

Wat moet je doen als je Nederlands-Indië hebt overleefd? De zee van herinneringen de rug toekeren? Dat lijkt onverstandig. Wie zijn geheugen wil droogleggen, wacht het wier, de modder en het dood koraal. Herinneringen maken wie we zijn. Maar je dagen louter in het verleden drenken is evenmin raadzaam.

Wat is wijsheid?

Lastige vraag, slechts één zekerheid: vier miljard jaar na de amoebe en het pantoffeldiertje staan we nog dagelijks op de grens van water en land. Aan de ene kant de zee van voorbijheid, die vertrouwd is. Aan de andere kant het nieuwe land dat wenkt en slechts bij vlagen compassie schenkt.

Welke kant op? In de literatuur vinden we tegenstrijdige adviezen. Tommy Wieringa waarschuwt in zijn verhalenbundel Ga niet naar zee voor een ontmoeting met het grote water.

Ook Tjalie Robinson heeft bedenkingen. In zijn Piekerans van een straatslijper schrijft hij over koude zeewind die doet huiveren, zelfs als je schuilt achter gestapelde keranjangs.

Net minder op zijn hoede is Couperus, die op zijn negende in Batavia kwam wonen. In de Stille Kracht schrijft hij:

‘Over de zee naderde droefgeestig een eentonig ritmisch zeuren van zingen, een zeil donkerde aan als een grote nachtvogel en een vissersprauw gleed het kanaal in. Een weemoed van levens gelatenheid aan die zee van fosforiserende verte, dreef om en toverde een geheimzinnigheid, die beklemde.’

Nog somberder is de schrijver Hans Vervoort, wiens wieg in Magelan stond. In zijn boek Vanonder de Koperen Ploert bezoekt hij Surabaja en beschrijft hij een zee – een zee van witte kruisjes op begraafplaats Kembang Kuning.

Maar er is ook troost en beschutting. Augusta de Wit, die op Sumatra werd geboren, schrijft over de voorvaderen in rivieren en zeeën die ons beschermen. Ten Brink jubelt zelfs over een zee van licht en in de roman Indische duinen laat Adriaan van Dis zijn hoofdpersoon naar de golven hunkeren. Hij schrijft: ‘Zachtjes was mijn vader in zee, waar water ons omringde kon hij mij niet slaan.’

Elk geheugen heeft zijn eigen getijdenboekje. Soms is het eb in ons, soms vloed. Zelden loopt het tij van de een in de pas met dat van een ander. Maar er zijn dagen waarop dat wonderwel toch gebeurt: samen op de rand van zee en land staan en de vloed van herinneringen opzoeken. Dat doen we op 15 augustus, op 4 mei en op 5 mei.

Op die rand beseffen we dat we nooit terug kunnen naar het begin, naar de zee waaruit aarzelend het eerste leven kroop. We kunnen niet opnieuw begonnen, om al het onrecht te wissen. Maar we kunnen ons wel de vier miljard jaar oude les van de amoebe en het pantoffeldiertje ter harte nemen: je overleeft als je deelt. Dat geldt voor de verhalen, de lessen en tranen. Voor het eten, de dans en muziek. Laten we die vloed delen, zodat we verder kunnen gaan.

Gezamenlijk het land op.

_Eric Alink_