Toespraken 2024 - Doorgeven
    Anneke Schults
    Voorzitter HONI
    
      Ieder jaar kiezen wij een thema, waarvan wij denken en hopen dat dit de
      mensen aan het denken zet. Dit jaar hebben wij gekozen voor Doorgeven. Het
      doorgeven van herinneringen en ervaringen. Door het doorgeven van de
      verhalen willen wij de verbinding maken met jongeren tussen het heden en
      het verleden. Dit thema is ook landelijk een belangrijk
      item.
    
    
      Nu zo langzamerhand een eind komt aan de generatie die uit eigen
      oorlogservaringen kan vertellen, zullen wij onze kennis moeten halen uit
      verhalen en ervaringen van de generatie die dat niet zelf heeft
      meegemaakt. Je kunt je de vraag stellen “Waarom stil staan bij het
      verleden als er op dit moment zoveel in de wereld speelt. Maar de historie
      mag uit respect voor allen die voor het vaderland gewerkt en ook
      slachtoffer zijn geworden mogen niet vergeten worden. Deze verhalen uit
      het verleden in het voormalig Nederlands Indie zijn belangrijk voor deze
      historie.
    
    
      Enkelen onder ons hebben de oorlog nog meegemaakt maar kunnen dit nog maar
      kort doorgeven Daarom zal de volgende generatie deze verhalen levend
      moeten houden. Wij zijn daarom blij dat vandaag ook enkele jongeren van de
      4e generatie hun medewerking willen verlenen aan deze herdenking. Zij
      zullen het verhaal op hun eigen wijze overbrengen, in de hoop dat anderen
      zullen volgen.
    
    
      In het verleden werd Het Indisch Zwijgen ons opgelegd. Er was in Nederland
      geen bereidheid om te luisteren naar de verhalen die werden meegebracht
      uit Indonesie. Men werd behandeld als tweederangsburgers, De Indo’s kregen
      het stempel van mensen met onaangepast gedrag, domme mensen die hun mond
      moesten houden. De Molukkers werden weggestopt in opvangkampen.
    
    
      Het is belangrijk dat de jeugd kennis neemt van deze historie. Gelukkig
      komt er steeds meer aandacht voor in het onderwijs. Uit eigen ervaringen
      weet ik dat de jeugd heel geinteresseerd is in deze historie. Een oproep
      aan u allen
       “Vertel uw verhaal” nu het nog kan 
    
    
      En niet alleen de verhalen met alle ellende uit de oorlog, maar ook de
      mooie herinneringen : het land, de prachtige natuur, de cultuur met haar
      geheimzinnigheden, de creativiteit van de mensen, de vrijheid en de
      onbezorgdheid en niet te vergeten de bamichinees! Die net zoals de
      ijscoman hier in Holland langs de huizen kwam.
    
    
      Het luisteren naar elkaars verhalen, die van hun ouders, grootouders en
      hierover een debat aangaan. 
      Alle verhalen mogen verteld worden. Er zijn ook verhalen die veel dicussie
      oproepen. Niet wegstoppen van de verhalen van de andere partij, waaronder
      ook veel slachtoffers gevallen zijn. Het open staan hiervoor en het
      gesprek blijven voeren, al is dat soms niet makkelijk. 
    
    
      De jongeren moeten het verhaal doorgeven, daarvoor is hun betrokkenheid
        en kennis nodig.
      Hoe kunnen we dat gerealiseerd krijgen?
      Naast mondelinge overlevering vraagt de moderne tijd ook andere vormen van
      doorgeven Het doorgeven via sociale media, digitale media, blogs of video
      platforms past in de belevingswereld van jongeren Educatieve programma’s
      op scholen , bijwonen van herdenkingen vormen daarbij een waardevolle
      aanvulling en stimulans.
      Ik ben heel blij dat dit jaar het bestuur erin geslaagd is om hier op onze
      herdenking en aantal jongeren te laten spreken.
    
    
      Ik eindig met een gedicht van Frederiek Spigt dat bij mij herinneringen
      oproept en waarin ik mijn eigen verhaal herken.
    
    
      
        Buigen voor de keizer
        Buigen en een beetje snel
        Buigen voor de keizer
        Buigen op appel
        Al staan ze op je handen
        En slaan ze met hun koppelriem
        Wij zullen buigen, maar niet breken voor dit helse kampregiem
        En als je lacht dan krijg je klappen
        En als je huilt dan krijg je straf
        En als je hoopt op iets te eten, krijg je koude stijfselpap
      
    
    
      En ikzelf voeg hier nog iets aan toe:
      Ik hoef niet meer te buigen, ik word niet meer geslagen, ik mag lachen en
      huilen en ik krijg genoeg te eten. Ik ben dankbaar dat ik leef in
      vrijheid.
      Ik wens u een mooie herdenking
       Anneke Schults voorzitter HONI 42-49 
    
    
    Wouter Korsten
    Leerling groep 7 Jenaplanschool s-Hertogenbosch
    
      Ik ben Wouter Korsten. Leerling groep 7 Jenaplanschool s-Hertogenbosch
    
    
      Mijn overgrootvader heeft heel lang met zijn familie in het voormalig
      Nederlands Indië gewoond. Hij was een Indo, zijn moeder een Nederlander en
      zijn vader een Indische. Hij werkte mee als architect aan een groot
      stuwmeer in Solo. Door zijn kennis van waterbouw heeft hij de welvaart van
      de bevolking kunnen verbeteren. In het begin van de Japanse bezetting
      hoefde hij niet in het kamp, omdat de Japanners zijn technische kennis
      nodig hadden. Hij verzette zich tegen de Japanse oorlogsindustrie en dus
      werd hij alsnog opgepakt en dood gemarteld. Zijn zoon Edje werd als 12
      jarige jongen in een jeugdkamp geplaatst. In dit kamp moest hij helpen met
      lijken vervoeren. Mijn overgrootvader heeft het kampleven overleefd. Hij
      meldde zich als KNIL militair. Hij was toen 18 jaar.
    
    
      Ik heb hier zijn zakmes!
      Dit mesje heeft hem steun geboden in het kamp
      Hij wist soms stiekem in de opslag te komen.
      Hij sleep met dit mes een stokje scherp en wist dan heel kleine gaatjes in de suikerzak te prikken.
      Zo snoepten ze stiekem van het suiker zonder dat iemand dit doorhad!
      Mijn vader heeft dit mes later van hem gekregen.
    
    Graag wil ik tot slot een gedicht voordragen:
    
      Het is lang geleden maar nog steeds niet vergeten.
      Dat er zoveel mensen in de kampen daar hebben gezeten.
      Er zit nog altijd veel verdriet.
      Nabestaanden vergeten dit niet.
      Het verleden van onze families moeten we af en toe weer toe laten.
      En daarom wil ik hier graag met u over praten.
      De pijn slijt maar restjes blijven soms toch bestaan.
      Daarom denken we vandaag aan de mensen die toen zijn heengegaan.
    
    Dank u wel...
    
    Rogier Schults
    4e generatie (herdenkers/slachtoffers?)
    Goedemiddag Dames en Heren ( alle bezoekers van deze herdenking)
    
      Mijn naam is Rogier Schults en ik behoor tot de 4e generatie
      (herdenkers/slachtoffers?). Ik ben van mening dat de verhalen uit de
      periode 1942-1949 nooit mogen worden vergeten. Daarom sta ik hier vandaag
      om mijn bijdrage te leveren en zal ik u een stuk voorlezen uit het dagboek
      van mij overgrootvader. Ik heb gekozen voor een passage waarin de
      bevrijding beschreven wordt. Dit omdat ik de boodschap hoe belangrijk
      vrijheid is belangrijk vindt. (De wrede martelingen en vernedering door de
      Japanners vond ik te heftig om hier te vertellen.)
    
    
      Eerst licht ik even kort toe wie mijn overgrootvader is.
      Zijn naam was Sjef Pols. Toen hij 86 jaar was heeft hij zijn levensverhaal
      met de hand opgeschreven, waaronder zijn ervaringen in het voormalig
      Nederlands-Indie tijdens de bezetting.
      Hij was toendertijd een KNIL militair en tijdens de bezetting
      krijgsgevangene van de Japaners. Van de Japaners moest hij als
      dwangarbeider werken aan de Pakanbaruspoorweg in Sumatra. Deze spoorlijn
      zou Japanse troepen en materialen moeten vervoeren. De leefomstandigheden
      waren erbarmelijk . Slechte voeding, mishandeling en tropische ziekten
      zoals malaria, cholera dysenterie, gebrek aan medische zorg en uitputting
      kosten aan velen het leven. De Pakanbaruspoorweg is een symbool geworden
      van de gruwelen van de Japanse bezetting en de offers van de
      dwangarbeiders.
    
    
      Ik zal nu een passage uit zijn dagboek voorlezen:
      (pauze)
      Als 86-jarige wil ik het beschrijven zoals ik het heb meegemaakt en aan
      den lijve heb ondervonden. Het is geen opgewekt schrijven, maar wel een
      schrijven van ware gebeurtenissen.
      Na een aantal jaren van geluk in Bandung samen met mijn vrouw en ons
      kleine dochtertje kwam er een bruut einde aan dit geluk door het uitbreken
      van de oorlog.
      Bij het uitbreken van de oorlog bevond ons leger en het militair gezag
      zich in een armzalige toestand. Tegen het machtige Japanse leger met
      modern uitgerust materiaal, zowel op zee ter land als in de lucht werd het
      al snel een verloren eindstrijd. Er werd door legerleiding en staf
      besloten tot een algehele capitulatie en hiermee werd het doodvonnis van
      duizenden krijgsgevangenen getekend.
      Binnen 24 uur moesten wij ons bij de japanners melden hoogstens met wat
      kleren en een koffer. Vrouw en kinderen moest je achterlaten, en dan te
      weten dat ook zij waren overgeleverd aan de vijand. Dat afscheid ging met
      veel verdriet en tranen gepaard, ineens alles weg met de gedachte “Hoe
      moet dit alles aflopen, hoe zal het verder gaan?
      De soldaten begonnen met alles van je af te pakken: horloges, ringen,
      sieraden etc. Ook moest je steeds voor hen diep buigen. Dit alles ging
      gepaard met schreeuwen en slaan onder hoongelach. Zo werden wij als honden
      behandeld.
      De heren van de plantages en bedrijfsleven hadden nog een stille hoop dat
      zij gespaard bleven, maar ook zij moesten hun paspoort inleveren en werden
      geïnterneerd.
      Ook moesten na een tijdje de vrouwen en kinderen zich melden, alles
      afgeven en ook zij waren gedoemd om te buigen en te bukken voor de
      Japanners en de vernederingen te ondergaan. Zo hadden de Jappen alles op
      touw gezet en hadden zij niets meer te vrezen van de Hollanders en was de
      hele zaak voor hun een vertoning van macht en wellust en werden wij
      beschouwd als slaven voor hun werk.
    
    
      Op een dag werd bepaald dat wij naar Sumatra zouden worden overgebracht.
      In colonne werden wij naar het station gebracht en rug aan rug in een
      goederwagen gestopt. Zonder eten of drinken vertrokken wij richting
      Batavia. Daar lag een boot klaar voor onze overtocht. Na wat water en
      voeding gekregen te hebben werden wij in de ruimtes geladen. De reis zou 5
      dagen duren. Velen van ons kregen last van buikloop en zeeziekte en konden
      dan niet meer op tijd de wc bereiken. De ondraaglijke stank en warmte
      zorgden voor nog meer zieken. Je lag als beesten te wachten op het einde
      van deze onmenselijke reis. Als je je maar enigszins verzette werd je
      afgeranseld.
    
    
      Na twee dagen werden wij weer op vrachtwagens geladen. Rug aan rug elkaar
      steunen om niet van de wagen af te vallen. Zo kwamen wij uiteindelijk in
      het kamp terecht. Een kamp met bamboe bedekt met atap, takken van
      klapperbomen als bescherming tegen de regen. Vaak begreep je niet dat een
      mens zoveel kan doorstaan, zowel lichamelijk als geestelijk en ik moet u
      vertellen dat ik toen God verzocht heb om ons maar te laten sterven met
      een onmiddellijke dood.
    
    
      Maar het gebed werd niet verhoord en wij moesten met slagen en schoppen
      ons kampement in orde maken en daarna begon het werk aan de spoorweg. Van
      s morgens 7 tot s avonds 5 uur in de gloeiende zon. Het eten bestond uit
      tapioca pap . s middags en s avonds een schep rijst met bladeren groen en
      gemalen darmen . Na een paar maanden begon de honger te knagen en kregen
      de mensen berrie berrie en buikdysentrie. Medicijnen ontbraken met gevolg
      dat er steeds meer mensen stierven.
    
    
      En zo ging het dag na dag , maand na maand ,jaar na jaar. En daar in de
      oerwouden van Sumatra had je geen benul van wat erbuiten gebeurde. Maar
      het werk aan de spoorweg moest doorgaan. Op sommige plaatsen in het
      oerwoud eiste de malaria zijn tol. Als je gestoken werd kreeg je hoge
      koortsen met de dood als gevolg. Van de Japanners kreeg je geen medicijnen
      maar als je de schil van een kinineboom kon eten raakte je de malaria weer
      kwijt. Ook levende dieren uit het oerwoud zoals ratten, slangen, vissen
      werden stiekem mee naar het kamp genomen en opgegeten.
    
    
      Steeds meer doden waren het gevolg van dysenterie en ook waren er onder
      ons die er zelf een eind aan maakten. Op zondag had je een rustdag, je lag
      dan op je brits elkaar aan te kijken met de wanhoop in je ogen en denkende
      “Hoe lang zal het nog duren ????
    
    
    (pauze)
    
      Bevrijding
    
    
      Naarmate de Jappen meer verlies gingen lijden tegen de Amerikanen, hoe
      meer wij het moesten ontgelden. Onze kracht was bijna ten einde . Menig
      lotgenoot vond zijn dood in de latrines. Dat waren onze wc’s gemaakt van
      bamboebruggen over een grote kuil met in het midden een opening van een
      halve meter waar je dan boven moest gaan zitten en zo je behoefte moest
      doen. Als je je evenwicht verloor dan viel je in de kuil en kon je niet
      meer oprichten doordat je geen kracht meer had, dan betenkende dat ”een
      onherroepelijke dood tussen de maaientroep.” Als ik er nu nog aan denk dan
      word ik er beroerd van. Ik ben zelf goed door de gevangenschap heen
      gerold. Wel vaak geslagen maar ik was vanaf het begin al bij de sterken te
      noemen, en niet vlug opgeven. Dat was mijn geluk.
    
    
      En toen kwam het ogenblik nabij dat er een einde kwam aan onze
      gevangenschap. Wij wisten allen van niets tot op een morgen wij geen
      Jappen hoorden brullen om aan te treden voor ons werk aan de spoorweg. Een
      majoor van ons leger kwam de barakken in en deelde ons mee dat de oorlog
      afgelopen was en wij weer vrij waren. Zoals u zult begrijpen was dat voor
      ons niet te geloven. Wij vlogen elkaar van blijdschap om de hals en
      dansten en sprongen van plezier. Wij konden het niet geloven. Het
      vreemdste van alles was dat er geen Japanner meer te zien was, alleen onze
      bondgenoten de Brits Indische soldaten de Gurka’s .
    
    
      De Japanners waren allen gevlucht in de oerwouden, en zodoende konden wij
      ze niet afmaken als vergelding voor wat zij ons hadden aangedaan.
    
    
      Het gevoel om weer mens te mogen zijn, de vrijheid in het kamp, niet meer
      naar de spoorweg in de gloeiende zon, geen vernedering meer met schoppen
      en slaan , geen hongerlijden, niet meer buigen en bukken en weer het
      gevoel terugkrijgen dat je mens bent en verlost bent van de Jappen, die
      ons jarenlang hadden afgebeuld en aan ons lot hadden overgelaten.
    
    
      Het ogenblik van vrijheid dat wij allen aangetreden stonden! Dat de vlag
      werd gehesen! en wij het Wilhelmus zongen. Nog dezelfde dag kwamen de
      voedseldroppings, en het gevoel om weer normaal eten te krijgen is niet te
      beschrijven.
    
    
      Helaas vielen er de eerste dagen nog doden te betreuren, omdat sommigen te
      veel aten en de darmen het niet konden verdragen. En dat was heel erg;
      eerst je vrijheid , en dan te moeten sterven door je
      eigen schuld.
    
    
      Het leven ging verder en de tijd was gekomen dat wij allen terug konden
      keren naar onze gezinnen, waarvan je niet wist waar ze zaten en of zij nog
      leefden. Van onze bondgenoten kregen wij alles wat wij nodig hadden aan
      kleding en kon je het laatste stukje rijstzakstof wat je nog om je middel
      had om je geslacht te bedekken, wegwerpen.
    
    
      Daarna begon ons transport met legervliegtuigen van Sumatra naar Java.
      Nooit zal ik de dag vergeten dat ik in het vliegtuig kon stappen en de
      plaats kon verlaten die jarenlang een hel voor mij geweest was. Ook moest
      ik tijdens mijn vlucht denken aan de kameraden die daar lagen begraven en
      hun leven hadden verloren door de gruwelijkheden van de doden spoorweg van
      Sumatra.
    
    
      Na 3 uur vliegen werd je met bussen naar de kampen gebracht, waar je je
      vrouw en kind in je armen kon sluiten. Met een blijdschap en vreugde die
      in geen 1000 woorden te beschrijven zijn en waardoor je van aandoening
      geen woord kon uitbrengen. Je vrouw en kind in je armen sluiten zonder een
      woord te kunnen uitbrengen. Na 5 minuten weer bij te komen en te beseffen
      dat het geen droom is. Ja dan val je op dat ogenblik toch wel even samen
      op je knieën, een kruisteken te maken en God te danken voor het weerzien
      met elkaar.
    
    
      Door deze vernederingen en de onmacht tijdens de gevangenschap is bij
      velen een haat tegen de Japanners ontstaan. Mijn overgrootvader sprak er
      wel eens over, maar naast de afkeer van de Japanners, gaf hij de
      Nederlandse regering de schuld. s-Nachts had hij nachtmerries, hij wilde
      nooit naar Indonesië terug. In vele families heeft deze periode grote
      wonden achtergelaten, en velen hebben er trauma’s van overgehouden. U kunt
      zich afvragen: Moeten deze verhalen nog worden verteld? Het is al zo lang
      geleden en wat verandert erdoor? Uit respect wat er in deze periode
      gebeurd is, ‘voor de vele slachtoffers die gevallen zijn in deze periode,
      ook die tijdens de Bersiap en daarna in de strijd voor de
      onafhankelijkheid, mag dit nooit vergeten worden. Daarom sta ik hier als
      jongere om het verhaal van mijn overgrootvader te vertellen, in de hoop
      dat onze generatie nooit meer een oorlog hoeft mee te maken.
    
    
    
      Onderstaande link; Korte impressie van de gehouden HONI-Herdenking 2024 op
      DTV
      (Den Bosch e.o.)
      HONI-herdenking Oorlogsslachtoffers Nederlands-Indië
    
  
  
    Toespraken 2023
    Anneke Schults
    Voorzitter HONI
    Geachte aanwezigen
    Wat fijn om u allen welkom te heten op onze jaarlijkse herdenking.
    En na regen komt zonneschijn en dat is ook nu weer uitgekomen.
    
      Voor deze herdenking heeft u om 12 00 uur de klokken van de
      St.-Janskathedraal horen luiden, vergezeld van meerdere kerken. Wij zijn
      de heer Swane zeer erkentelijk dat hij er voor gezorgd heeft dat het
      Bossche klokkenluidersgilde de klokken geluid heeft ter herdenking aan de
        capitulatie van Japan en de bevrijding uit de kampen op 15
      augustus, vele jaren geleden.
    
    
      Wij zijn hier allen bij elkaar om stil te staan bij alle slachtoffers uit
      de Tweede Wereldoorlog .  
    
    
      Ook de slachtoffers , die gevallen zijn aan Indonesische zijde tijdens de
      Japanse bezetting en de Bersiap,  mogen hierbij niet vergeten worden
    
    
       Wij denken aan Het land waar onze ouders en voorouders goede en
      slechte tijden hebben meegemaakt. Onder ons zijn er slechts  nog
      enkelen die kunnen vertellen uit eigen ervaringen. Het verhaal mag 
      echter nooit vergeten worden en daarom is het zo belangrijk dat onze jeugd
      kennis neemt van deze verhalen. Het Indisch zwijgen moet worden
      doorbroken. De historie mag nooit verloren gaan. Er wordt weleens
      gesuggereerd dat de jeugd niet zo geinteresseerd is in onze verhalen, maar
      ik kan u verzekeren het tegendeel is waar. Tijdens de gastlessen die ik op
      scholen geef hangen zij aan je lippen. Er zijn er altijd bij die een
      familielid of een kennis hebben die in het voormalig Nederlands Indie
      gewoond heeft.  Een van de leerlingen die ik op een school ontmoet
      heb is hier vandaag aanwezig om te vertellen over zijn overgrootvader.
    
    
      Door de oorlog in Oekraine worden wij weer met de neus op de feiten
      gedrukt wat een oorlog te -weeg kan brengen. Hoe dankbaar wij moeten zijn
      dat wij allen hier in vrijheid kunnen leven, zonder angst. Dat wij hier
      bijeen kunnen zijn met onze familie en vrienden zonder het gevaar te lopen
      dat er een bom op ons valt. 
    
    
      Saamhorigheid is ons thema dit jaar . Bij deze herdenking  voelen wij
      allen de lotsverbondenheid met ons verleden. Een gezamenlijke
      interesse,  gezamenlijke mooie ervaringen, gezamenlijk verdriet,
      gezamenlijke teleurstelling . Een gevoel van  herkenning en bij
      elkaar te horen.
    
    
       Dit gevoel leeft nog steeds sterk bij iedereen die daar geleefd
      heeft, Nederlanders,  Indo’s, Molukkers .Dit saamhorigheidsgevoel
      heeft velen tijdens moeilijke momenten in Japanse gevangenschap geholpen
      om te overleven.
    
    
      Hier in Nederland kennen wij dat saamhorigheidsgevoel ook in een andere
      vorm.  Als b.v  het Nederlands elftal kampioen wordt. Straten
      worden versierd, vlaggen opgehangen . Er is dan geen verschil tussen arm
      en rijk ,hoog of laag iedereen is dan gelijk en in de ban van het
      nationale saamhorigheidsgevoel.
    
    
      Dit jaar hebben wij dus een jonge spreker in ons midden Hopelijk
      stimuleert dit om meerdere jongeren bij deze herdenking te betrekken. Een
      oproep aan u om volgend jaar uw kinderen en kleinkinderen mee te brengen.
    
    
       Omdat dit jaar de Molukse gemeenschap ook in de belangstelling staat
      vinden wij het een eer dat de heer John Sasabone als gastspreker bij ons
      wil komen. Hij neemt ons mee in zijn leven en vertelt ons hoe
      saamhorigheid soms ook beperkingen met zich mee brengt.
    
    
      Geachte aanwezigen ik wens u een mooie herdenking waarin u misschien iets
      van uzelf herkent!
    
    Anneke Schults
    
    Richard Ehrencron en kleinzoon Noa
    Gastsprekers
    Goedemiddag Dames en Heren
    
      Ik ben  Richard Ehrencron en ik sta hier met mijn kleinzoon om iets
      over mijn vader te vertellen.
    
    Ik ben de zoon van Rinus Ehrencron bijgenaamd Oom Njootje.
    
      In tegenstelling tot het Indisch Zwijgen vertelde hij altijd met trots
      over zijn diensttijd als marinier in Nederlands Indië, waarin admiraal
      Helfrich een bijzondere rol speelde.
    
    
      Hij was een echte Indo en getrouwd met een Indische vrouw. Zij kregen 7
      kinderen. 
    
    
      Mijn vader was geen KNIL militair. Toen de oorlog uitbrak is hij niet
      krijgsgevangen gemaakt door de Japanners. Samen met zijn gezin is hij door
      de Engelsen opgevangen en naar een buitenkamp gebracht.
    
    
      Als buitenkampers wisten zij te overleven ofschoon het op het laatst
      steeds moeilijker werd.  Zij werden gedoogd maar moesten daar veel
      voor betalen.
    
    
      Na de oorlog woonden zij in Jakarta, waar hij samen met een compagnon een
      klein expeditiebedrijf had. Tot 1955 hadden zij daar een goed bestaan.
    
    
      Na de onafhankelijkheid van Indonesië, moest hij helaas met zijn gezin
      naar Nederland vluchten., omdat hij niet koos voor de Indonesische
      nationaliteit. 
    
    
       Omdat zij niet meer veilig waren voor de Indonesiërs , is hij met
      zijn gezin, vader, moeder en 7 kinderen in 1955   met een
      troepenschip De Waterman naar Nederland gekomen.
    
    
      Zoals zovelen waren wij hier niet welkom, wij verhuisden steeds van
      contractpension naar pension en moesten daar veel voor betalen. Als kind
      moest ik steeds naar een andere school. Steeds weer opnieuw integreren.
      Net als je wat gewend was aan een nieuwe omgeving moest je weer weg.
    
    
      Door mijn huidskleur werd ik vaak extra gepest en uitgescholden voor pinda
      of poepchinees.  Uiteindelijk zijn wij in Utrecht terecht gekomen.
    
    
      Omdat mijn vader een gezin had van 7 kinderen moest hij werk zoeken. 
      Weliswaar lukte het hem om bij Defensie aangenomen te worden, maar wel
      voor werk onder zijn niveau.
    
     Hij werd bandensjouwer.
    
      Een groot verschil: Eerst In Indonesië een hoge onderscheiding van de
      koningin en nu in Nederland een baan als bandensjouwer. Maar er moest
      tenslotte brood op de plank komen voor zijn gezin.
    
    
      Ik herinner me hem als en rustige man, maar ook als
      verhalenverteller. 
    
    
      Over de Waringing boom, waar je geesten tegen kon komen . Thuis bij ons In
      de gang hing een groot zwaard met een klein rood puntje.
    
    
      Met het zwaard was een Japanner gedood en het bloed kleefde nog aan het
      puntje, vertelde mijn vader dan. Wij waren daar bang voor. 
      Uiteindelijk heeft hij daarom het zwaard en een aantal krissen aan het
      Tropenmuseum geschonken.
    
    Na 15 jaar in Nederland is hij helaas slechts 59 jaar geworden.
    
      Ik sta hier nu met mijn kleinzoon en ik vind het heel bijzonder dat hij zo
      geïnteresseerd is in onze geschiedenis. Hij is heel trots op zijn
      overgrootvader en hij wil hier nu graag zelf iets over vertellen.
    
    Ik ben Noah Bislimi  en ik ben heel trots op mijn overgrootopa
    
       Het is Februari 1942. In de haven in Tandjong Priok. (Batavia) zijn
      ruim 140 marineschepen gestationeerd, van onder andere de Nederlandse
      marine met het doel in de Javazee een Japanse invasievloot tegen te
      houden, wat in eerste instantie gelukt is. 
    
    
      Mijn overgroot opa Marinus Thomas Ehrencron stond daar op de wacht. Op een
      bepaald moment zag hij een heleboel Japanse vliegtuigen aankomen. Door
      zijn  optreden heeft hij door het hijsen van de vlag de eerste
      invasie van de Japanners kunnen voorkomen ,  zodat de Nederlandse
      vloot waaronder de kruiser Hare Majesteit. De Ruyter niet tot zinken is
      gebracht. Bij de tweede aanval om half vijf   ‘smiddags heeft hij
      samen met zijn kornuiten met het afweergeschut de Japanse
      gevechtsvliegtuigen verdreven.
    
    Aan onze kant zijn geen verliezen geleden.
    
      Helaas bleek de Japanse overmacht te groot en verloor Nederland daarna in
      de slag in de Javazee, waarbij ook de kruiser Hare Majesteit de Ruyter
      werd getorpedeerd. Nederland moest zich alsnog overgeven.
    
    Opa Ehrencron was matroos 1e klasse.
    
       Opa Ehrencron werd na de oorlog op de marinebasis te Jakarta op 7
      maart 1949 gedecoreerd en ontving de onderscheiding kruis van verdienste.
    
    
    Eric Alink
    Stadschroniqueur
    Letterdans
    
      Als je lang naar het woord saamhorigheid kijkt, gaan de letters
      voor je ogen dansen. Er ontstaan nieuwe woorden, waarvan enkele aan de
      geschiedenis van voormalig Nederlands- Indië raken. In het woord
      saamhorigheid zitten smaragd en hagedis verstopt, maar ook
      drama, morsigheid en Hiroshima. Is dat toeval?
      Ik denk van niet. Taal zit vol wetmatigheden en taalt zelden naar toeval.
      Taal is als spekuk of kek lapis: zij kent gestapelde
      lagen waarin verborgen wijsheid ligt opgeslagen.
    
    
      Wel heb ik een vraag. Is saamhorigheid een vertrouwd Indisch of Moluks
      begrip? Ik grasduinde in de archieven van kranten uit de Oost, met name
      uit de periode 1942 tot 1956. Het Bataviaasch Handelsblad, De Indische
      Courant, De Javabode. In die veertien beslissende jaren stond het woord
      verdeeldheid 1.444 in de Indische kranten, het woord saamhorigheid slechts
      329 keer, zelfs inclusief de spelling met dubbel-o die tot 1947 gold.
    
    
      Toch vind ik saamhorigheid een woord dat past bij de Indische archipel.
      Haar eilanden zijn nooit eenzaam, omdat ze weten dat ze bij andere horen.
      Het geldt voor Ambon, Haruku, Saparua, Nusa Laut, maar ook voor Lombok,
      Sumbawa, Sumba en Flores.
Saamhorigheid tekent zich ook af en in de
      flora. De 48.000 verschillende soorten planten, bloemen en bomen van
      Indonesië vormen een wijdvertakte en fijnmazige gemeenschap. Het liefst
      groeien al die natuurvormen in elkaars nabijheid – de maanorchidee, de
      waringin, de zoetgeurende melati. Een zeldzaam
      ecosysteem, zolang het nog bestaat, want wij slopen de aarde.
    
    Verzot
    
      In de fauna van Indonesië zie je eveneens de kracht van verbondenheid. Een
      dier alleen is in slecht gezelschap, weten de karbauw, de makaak en de
      rijstvogel. Want overal loert gevaar. In je uppie is het sowieso minder
      knus. Gelukkig zijn enkel de zeesterren en platwormen in Indonesië
      veroordeeld tot de saaiheid van voortplanting zonder geslachtsgemeenschap.
    
    
      En de mens? Evolutionair zijn wij slechts een armlengte verwijderd van de
      orang-oetan op
    
    
      Sumatra, die niet zonder de geborgenheid van de groep kan. Dat geldt ook
      voor ons. Wij zijn
    
    
      verzot op onderlinge verbondenheid. Want wij weten instinctief dat we in
      ons eentje
    
    reddeloos verloren zijn.
    
      Al sinds mijn jeugd zie ik hoe mensen wier leven met de Oost is verweven
      vaak grote
    
    saamhorigheid kennen. Drie taferelen, die dat illustreren.
    
      Ik denk aan de vliegerwedstrijden op het Molukse woonoord Lunetten in
      Vught, die ik in de
    
    
      jaren tachtig bezocht. Luchtduels met vlijmscherp vliegertouw, waarmee je
      dat van de
    
    
      tegenstander probeerde door te snijden. Feest, muziek, eten, terwijl de
      vliegers hoger en
    
    
      hoger vlogen, maar nooit zo hoog als de stem van Jimi Bellmartin, die op
      28 mei 2021 in het
    
    ijle zou verdwijnen.
    Ik denk ook aan
    
      wereld kwam. Op 31 augustus 1954, de verjaardag van koningin Wilhelmina,
      zette ze voet
    
    
      aan Nederlandse wal, samen met dienstplichtig militair Jos, haar man die
      ze op Java had
    
    
      ontmoet. Ze kregen een woninkje vlak bij de Hadewychstraat, een straatnaam
      die in de jaren
    
    
      vijftig en zestig vooral naar de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van
      kinderen verwees. Zelf
    
    kreeg Dien er
    de lieve mevrouw Veltman, Dien Veltman, die in 1923 in Yogyakarta ter
    
      negen, plus veertien cucu oftewel kleinkinderen en zeventien
      cici, achterkleinkinderen. Onbetwist was zij het vliegwiel achter
      saamhorigheid in de familie. In 2017 kwam Dien op De Grevelingen te wonen.
      Op 7 mei van dit jaar stierf ze, twee maanden voor ze een eeuw oud zou
      worden. Voortaan is er een tijd voordien en een tijd nadien.
    
    
      Tot slot denk ik aan Performing Gender – Dancing in Your Shoes,
      een gezamenlijk dansproject van communities uit acht Europese
      landen. Theaterfestival Boulevard is er een van. Afgelopen week kwamen ze
      in Den Bosch samen, om hun gedanste verhalen te tonen. Voor de Bossche
      bijdrage werkten acht mensen uit de Nederlands-Indische en Molukse
      gemeenschap anderhalf jaar samen, onder leiding van choreograaf Jija Sohn.
      Een gezelschap met humor: hun performance heette
      But First We're Going To Eat. Tegelijkertijd is het een project
      met grote reikwijdte. In de saamhorigheid van de groep durfden sommige
      deelnemers voor het eerst dagboeken, ongeopende brieven en verzwegen
      verhalen van lang geleden met elkaar te delen.
    
    Remedie
    
      Het is saamhorigheid die aan een zonnig land herinnert. Maar waar zon is,
      is onvermijdelijk ook schaduw. Zo heeft saamhorigheid ook een koele of
      zelfs donkere kant. Want zij kan in behoedzaamheid omslaan, zelf in
      achterdocht jegens dat wat minder vertrouwd of onbekend is. In het
      allerslechtste geval leidt saamhorigheid tot onvrijheid of zelfs
      uitsluiting. In gemeenschappen die die zich verbonden weten in hun cultuur
      ligt dat risico steevast op de loer. Volgens mij is er maar één remedie om
      hun saamhorigheid te behouden. En dat is
    
    
      – paradoxaal genoeg – het delen van hun cultuur met de wereld buiten de
      eigen gemeenschap.
    
    
      Dat begint met openheid. Lang volgden de eerste en tweede generatie de
      overtuiging dat zwijgen de moeder van alle wijsheid is. Velen leefden met
      gesloten lippen, uit verzet tegen de herinnering aan hun opengevallen mond
      toen ze ooggetuigen van gruwelen waren. Hun stugge zwijgen zagen zij als
      loyaliteit aan de gemeenschap. Of het verlichting bracht, is de vraag.
      Angst en offers gaan immers vaak samen.
    
    
      Ruim een eeuw geleden schreef Louis Couperus zijn Indische roman
      Van oude mensen de dingen die voorbijgaan, over saamhorigheid
      waarachter verhalen zijn weggemoffeld. Het is een schitterende, maar ook
      beklemmende roman over geheimen, verdrongen herinneringen en kapotgebeten
      lippen. Eén geruststelling: tot 'de dingen die voorbijgaan' behoort het
      idee dat zwijgen over angst en verdriet zinvol zou zijn. Want
      saamhorigheid en verhulling vormen een slecht huwelijk. Volgens mij gaat
      het juist om het uitspreken van de verstopte verhalen en het hardop durven
      stellen van vragen. Ook de ongemakkelijke.
    
    Zoals?
    
      De vraag wat het aandeel van onze voorouders aan het Nederlandse
      kolonialisme is geweest, de tijd waar de chaotische Bersiap haast
      onvermijdelijk op volgde.
    
    
      De vraag of één Westerling meer leed kan veroorzaken dan duizend
      westerlingen. De vraag of Nederland wel zo gastvrij was en is als het zich
      graag voordoet.
    
    
      De vraag wat het betekent dat Japan onze bondgenoot is in de strijd tegen
      het expansieve China.
    
    
      De vraag of we dulden dat elke nieuwe generatie een nieuwe bergtop is die
      een ander zicht op de geschiedenis kan bieden.
    
    
      Taal taalt zelden naar toeval, zei ik in het begin. In dat besef kan het
      vast geen toeval zijn dat in het woord herdenking het woord
      kinderen zit. Zij zijn de dragers van de herinnering, in
      saamhorigheid die past bij hun nieuwe wereld, dromen en tijd.
    
    ___
    
      © Eric Alink, journalist, schrijver en stadschroniqueur uitgesproken op 15
      augustus 2023 bij de HONI-herdenking in ’s-Hertogenbosch, die in het teken
      van 'Saamhorigheid' stond.
    
    
    John Sasabone
    Gastspreker
    
      Semarang, 18 mei 1951:
    
    
      Ik ben 8 jaar oud. Mijn vader, die KNIL-militair is, komt thuis met het
      dienstbevel, in opdracht van de Nederlands regering: Vanmiddag inschepen
      met het gezin op het schip GOYA om naar Holland te vertrekken. Wij wachten
      al enige tijd op dit dienstbevel en de koffers staan al klaar. Ook de
      houten KNIL kist met zijn legernummer en de militaire uniformen gaan mee.
    
    
      De Molukkers vochten in het KNIL leger voor de Nederlanders, hen is een
      vrij Molukken beloofd. Door deze belofte hebben de meeste Molukse
      KNIL-militairen ingestemd om tijdelijk naar Nederland te gaan. Ondertussen
      had Nederland een groot gedeelte van haar kolonie Nederlands-Indië
      overgedragen, inclusief het grondgebied van de Molukken. 
    
    
      Het verblijf in Holland zou voor 6 maanden zijn, maar is uiteindelijk voor
      onbepaalde tijd gebleken.
    
    15 augustus 2023:
    
      Mijn naam is John Sasabone, zoon van KNIL-militair Demianus en zijn vrouw
      Poppie, 2e generatie Molukkers in Nederland, opgegroeid in Kamp Vught.
      Anneke Schults heeft mij gevraagd om mijn persoonlijke verhaal als
      Molukker in Nederland te vertellen op deze Herdenkingsdag, die in het
      teken staat van Saamhorigheid. 
    
    
      Molukkers zijn de inlandse bewoners van de Molukken, afkomstig van de
      Alfoeren,  de bewoners van het moedereiland van de Molukken,
      Ceram. 
    
    
      Saamhorigheid is de basis van de Molukkers, ook in Nederland: Lain Sayang
      Lain is heel belangrijk voor ons. Het betekent zoiets als: We zijn er voor
      elkaar en kijken naar elkaar om.
    
    
      Terug naar Semarang 18 mei 1951:
    
    
      We schepen in op de Goya, 1 van de 11 schepen die KNIL-militairen en hun
      gezinnen in 1951, op dienstbevel naar Holland brengt. 1 schip vaart nog
      een 2e keer uit om de laatste Molukkers naar Holland te
      brengen.  Op de Goya zijn 875   personen officieel
      geregistreerd. Daarnaast zijn er nog een onbekend aantal verstekelingen.
      Aan boord is er weinig ruimte, de vrouwen en kinderen blijven vooral
      benedendeks. De mannen verblijven bovendeks en hebben het altijd koud. Wat
      staat ons te wachten in dat koude Kikkerland? Gelukkig is het maar voor
      een half jaar….
    
    
      Holland, vanaf juni 1951
    
    
      Na 4 weken komen we aan op de Loydkade in Rotterdam. Op de kade zien we
      vrouwen staan, en ik zeg tegen mijn vriendje Simon: Kijk dan Simon, die
      vrouwen zijn aan de achterkant van hun benen geopereerd! Achteraf blijken
      dat de nylons te zijn van destijds, die hadden vroeger een streep.
    
    
      Na aankomst gaan we eerst naar Amersfoort om onderzocht te worden op
      ziektes. Daarna vertrekken wij naar Vught, om te verblijven in de barakken
      van het voormalige concentratiekamp Vught. Deze barakken zijn gebruikt
      gedurende de 2e wereldoorlog.
    
    
      In kamp Vught wonen we in eerste instantie in 1 kamer voor het hele gezin
      met vijf kinderen. Mijn vader wordt, zoals ook alle andere KNIL-militairen
      op staande voet ontslagen uit het leger. Hij mag niet werken en wij
      krijgen eten uit de gaarkeuken.  Wij zijn - als inlanders van
      voormalig Nederlands-Indië- stateloos. Het verblijf blijkt niet voor een
      half jaar te zijn, maar voor altijd! Een verschrikkelijke situatie, vooral
      voor de volwassenen. Kinderen passen zich vaak snel aan en maakten er het
      beste van.  Op bijna 1 km2 met 3.500 mensen..... Een vrij Molukken is
      er niet gekomen.
    
    
      Het principe van Lain Sayang Lain sleept ons als gemeenschap er doorheen,
      ondanks de ontberingen van de zeer slechte omstandigheden en soms barre
      kou. Saamhorigheid redt ons, ondanks de verschillende opvattingen die er
      zijn over onderwerpen zoals religie en vrijheidsstrijd. De barakken
      bestaan tot eind jaren 80. Er worden woningen gebouwd in de stijl van de
      barakken. De Molukkers noemen het nog steeds kamp Vught of “kampong
      Lunetten”.
    
    Vught, vanaf 1959
    
      Ik ben 15 jaar oud en mijn droom is om na de Mulo naar de academie voor
      Beeldende Kunsten te gaan. Maar hoe kan ik studeren in een situatie waarin
      wij met zoveel mensen, zo klein wonen en je alles door de muren kunt
      horen? Via een kerkelijke organisatie heb ik de kans om te gaan wonen in
      Rotterdam bij een kinderloos echtpaar, oom Joop en tante An.
    
    
      Het besluit om in Rotterdam te gaan wonen, werd mij niet in dank
      afgenomen. Mijn vader was er het niet mee eens, gelukkig heeft hij later
      ingezien dat dit voor mijn toekomst een goed besluit was.  Als ik
      soms in het weekend naar kamp Vught kom, merk ik dat mijn vrienden het
      maar raar vinden en mij niet begrijpen.
    
    
      Ik heb een gezin gesticht en later ben ik opnieuw getrouwd. Heb 10 jaar
      gewerkt in de commerciële sector als ontwerper/reclame fotograaf, daarna
      de fotovakschool nog gevolgd en was 40 jaar zelfstandig fotograaf. 
    
    
      Mijn leven geef ik een dikke 8,5. Ben al vele malen naar de Molukken
      gereisd, waardoor ik de cultuur nog beter heb leren kennen. Ondanks mijn
      vertrek naar Rotterdam op jeugdige leeftijd, ben ik die saamhorigheid
      blijven voelen. Het delen van vreugde en verdriet. Molukkers reizen door
      heel Nederland om aanwezig te zijn bij overlijden, trouwen of andere
      levensgebeurtenissen.
    
    
      Het kan ook anders en heb bewondering voor vrienden die in Kamp Vught zijn
      gebleven en hun studie hebben afgerond. Zij gingen overdag naar school,
      sliepen tot 10 uur ‘s avonds en gaan daarna pas studeren. Voor mij was dat
      geen optie.
    
    
      Mijn ouders hadden een goed leven in Nederlands-Indië en hebben in Holland
      veel ontberingen moeten doorstaan. Met als gevolg trauma's die soms van
      generatie op generatie overgaan. 
    
    
      Voor mij persoonlijk geldt dat ik geprobeerd heb, het beste uit het leven
      te halen, en mijn ouders zeer dankbaar ben. Zij zijn de basis van mijn
      bestaan. Ik ben zeer trots op ons Molukse cultuur waarin iedereen voor
      elkaar klaar staat.
    
    Lain Sayang lain.